De Drie Grote Vragen

Geschrapt hoofdstuk 19-DKC-5


‘Schrijven is schrappen’, zei Simon Carmiggelt en de man had gelijk. Iedere auteur weet het: zonder het adagium ‘kill your darlings’ ga je het niet redden met je manuscript, hoe mooi je ook vindt dat je alinea’s zijn geschreven en hoe belangrijk je ook denkt dat je boodschap is. Dit artikel is één van die hoofdstukken die tijdens de eindredactieronde van het manuscript van De mens als grens in zijn geheel zijn geschrapt. Ik neem ze één op één over, dus je kunt in de tekst verwijzingen naar eerdere of latere hoofdstukken tegenkomen, gebaseerd op de structuur van het manuscript van dat moment. Toch kun je elk geschrapt hoofdstuk lezen als een zelfstandig artikel. Hopelijk maakt het je nieuwsgierig naar wat er uiteindelijk aan hoofdstukken in het inmiddels gepubliceerde boek is overgebleven.

Met dank en dapper schrappende groet,

Bart Flos


Men hoort slechts die vragen, waarop men in staat is antwoord te geven.
Friedrich Nietzsche

Stel, een journalist maakt zich zorgen over de toestand in de wereld en hij schrijft een artikel, waarin hij de vinger op de zere plek legt en een scala aan essentiële probleemgebieden benoemt: de snelgroeiende wereldbevolking, de groei-economische obsessie, de recycling van windmolens en zonnepanelen, het afval van accu’s, kindersterfte, de gevaren van kernenergie, internationale cijfers van import, export en transport, consumentisme, de vernietiging van de biodiversiteit en klimaatopwarming. De probleemanalyse is in zichzelf solide, want hij wijst op een aantal causale verbanden tussen probleemgebieden, die van een scherpe geest getuigen. Zo tegen het einde van het artikel bekruipt je echter het gevoel dat er iets ontbreekt. Hij is namelijk halverwege de probleemanalyse gestopt! Probleem, oorzaak en gevolg staan mooi op een rijtje maar hij vergeet — ongetwijfeld onbewust — om een paar cruciale open vragen te stellen, laat staan ze te beantwoorden. En dat wordt vooral duidelijk aan het einde van zijn betoog, in de laatste zin:

‘Laten we het anders gaan doen’.

Deze journalist heeft vast het hart op de juiste plek. Hij deelt zijn zorgen over de toestand in de wereld en dat vind ik de beste metafoor voor het menselijke gedragsverschijnsel ‘klagen’. Zorgen delen is goed want het is het begin van de oplossing. Hij verzuimt echter om mogelijke oplossingsrichtingen aan te geven, laat staan concrete oplossingen te bieden. Vervolgens blijft zo’n probleemstelling gewoon in de lucht hangen waar het rilt en trilt van zorg, onrust, paniek, paranoia en angst. Dus ja, mijnheer de journalist, u heeft gelijk – dank u – we voelen het, het is heel zorgelijk. Maar waaróm is dat zo? Wat veroorzaakt deze problemen en waarom hangen oorzaak en gevolg zo samen, zoals u beschrijft? Waarom gebeurt het ene wel en het andere niet? Hoe komt dat? Hoe moeten we het oplossen en hoe voorkomen we dat we de genoemde probleemgebieden separaat en serieel gaan aanpakken? Of misschien wel helemaal niet?

De negatieve afwijking van iets of iemand benoemen is heel makkelijk. We doen dat met zijn allen dagelijks. Soms is het verpakt als ‘je zorgen maken’, soms is het gewoon ordinair klagen, maar als we het op de juiste manier doen is het bijna altijd het begin van de oplossing. Pas als we blijven hangen in onze zorgen of klachten wordt het een klaagzang. We trekken anderen er dan in mee en dat wakkert additioneel klagen aan (de klassieke klaagzang) en zet de oplossing op een afstand. Ondanks alle goede bedoelingen doet deze journalist precies hetzelfde.

In Deel 1 van De mens als grens hebben we gezien dat er heel wat komt kijken bij een goede probleemanalyse. Om tot de kern van het probleem te komen moeten we probleem-uien pellen en dat doen we door vooral heel veel waaromvragen te stellen. We nemen dan afstand van de valkuil van symptoombestrijding en komen dichter bij de oplossing. Uiteindelijk leiden die waaromvragen namelijk naar een andere belangrijke open vraag: maar hoe dan? Wie moet wat, waar, wanneer, op welke manier anders gaan doen? En als afsluiter: wat moeten we doen om te voorkomen dat we terugvallen in onze oude gewoontes? Dát is de manier waarop je grote problemen aanpakt.

Destructieve versus constructieve journalistiek

Journalisten vinden, als je er specifiek naar vraagt, dat ze niet verantwoordelijk zijn voor het leveren van oplossingen. Ze schrijven gretig over alles wat er mis is in de wereld, stapelen probleem op probleem en laten het aan ‘ons’ (of aan de politiek) over om er de oplossingen bij te zoeken. Ik noem dat destructieve journalistiek. Wij worden er als ontvangers van het nieuws alleen maar onrustig, angstig, gefrustreerd en boos van. Of we halen onze schouders erover op omdat het te veelomvattend is en dat kan dan weer leiden tot onverschilligheid en apathie.

De journalist in mijn voorbeeld heeft zich onvoldoende afgevraagd waaróm de existentiële problemen van de menselijke soort zich op deze manier manifesteren. En vervolgens verzuimt hij om zijn zorgen in concrete, werkbare oplossingen (of oplossingsvoorstellen) om te zetten. Had hij dat wel gedaan dan wordt dat constructieve journalistiek genoemd. Het geeft ons als ontvangers van de boodschap een veel beter gevoel want het creëert hoop en het stimuleert samenwerking. Ik ben dan ook stellig van mening dat iedere journalist, essayist, opiniemaker, influencer, blogger of vlogger acuut getraind zou moeten worden in de kunst van de constructieve journalistiek. Het concept is allang bekend, Google er maar eens op. Of zoek eens naar ‘oplossingsgerichte journalistiek’, ‘constructieve journalistiek’ of constructive journalism. Ik schreef er al eerder over.

Als we diepere inzichten willen verkrijgen in de toestand van de wereld anno 21e eeuw, dan zouden we eens kunnen beginnen met het beantwoorden van een drietal open vragen. Ik noem ze De Drie Grote Vragen. Wat mij betreft zullen we deze éérst moeten beantwoorden, voordat we de volgende stap kunnen zetten in onze discussies over existentiële problemen op mondiale schaal. Kunnen we de antwoorden op deze drie vragen vooralsnog niet vinden, dan moeten we ons eerst hergroeperen voor verdere verdieping in de materie. Het heeft namelijk geen zin om de existentiële probleemgebieden in onze samenlevingen aan te pakken als we de Drie Grote Vragen niet hebben beantwoord. Dat is feitelijk mijn verwijt naar voornoemde journalist en alle andere verslaggevers die destructieve journalistiek bedrijven.

Dit zijn de vragen:

Vraag 1 | Welke machten en krachten in de wereld hebben er belang bij om voortdurende economische groei in stand te houden als het aantoonbaar schade toebrengt aan flora, fauna, milieu en klimaat?

Met ‘machten en krachten’ bedoel ik niet alleen de machtige, invloedrijke individuen, grootbedrijven en instituten, maar ook de landen en natiestaten waar ze hun handel bedrijven en waarbinnen ze invloed en controle uitoefenen op economie en politiek. Met ‘in stand houden’ bedoel ik het willens en wetens investeren in een systeem dat de ecologie schade toebrengt en de overleving van de menselijke soort op de langere termijn bedreigt.

Vraag 2 | Hoe krijgen we die machten en krachten, die individuele miljardairs en hun machtsinstituten zover om hun belangen, hun invloed en hun controle op te geven en over te dragen ten gunste van het algemene belang?

Met ‘hun belangen’ bedoel ik het creëren van meer rijkdom, meer vermogen, meer miljarden voor zichzelf, voor hun multinationals en voor hun kleine groepen. Met ‘meer’ bedoel ik de meer dan 13.000 miljard dollar die alle miljonairs en miljardairs van de wereld nu al opgepot hebben (en de 500 miljard dollar die ze per jaar aan belasting ontduiken) en het disproportionele persoonlijke vermogen dat daarmee gepaard gaat. Met het ‘algemene belang’ bedoel ik de overleving van de menselijke soort op de lange termijn.

Vraag 3 | Hoe verenigen we alle miljardairs, hun machtige multinationals en hun krachtige instituten over de grenzen van afzonderlijke naties en economieën heen, in een mondiaal veranderprogramma om de overleving van de menselijke soort op de lange termijn veilig te stellen?

Met ‘verenigen’ bedoel ik een permanente vorm van mondiale samenwerking die volledig ten dienste staat van het welzijn en welbevinden van de mens en het preserveren van flora, fauna, milieu en klimaat. Met ‘over de grenzen heen’ bedoel ik alle tweehonderd landen van de wereld, zonder uitzondering en ‘zonder aanziens des continents’. Met ‘overleving’ bedoel ik het realiseren van de overgang naar een duurzame, circulaire, groene economie die haaks staat op het consumentistische suprasysteem van de vrije markt dat de wereld in het algemeen en onze levens in het bijzonder domineert.

De Drie Grote Vragen zijn net zo wezenlijk als De Drie Existentiële Vragen: wie ben ik, waar sta ik, wat wil ik? (Of: wie zijn wij, waar staan wij, wat willen wij?) Je moet er even voor gaan zitten om ze te beantwoorden maar het zal beslist de moeite lonen. Probeer het maar eens. Ik stel de Drie Grote Vragen regelmatig, vanuit mijn bescheiden niveau in de menselijke piramide, tijdens discussies over de grote problemen in de wereld en ik heb de juiste antwoorden nog niet gehoord. Wat ik observeer is dat er óf (1) niet inhoudelijk wordt gereageerd op de vragen (door over de vorm te discussiëren of de vragen in zichzelf te verwerpen als ‘te groot’), óf (2) dat de discussie terugvalt naar het benoemen van sub-problemen op een (veel) lager niveau (lees: men valt terug in symptoombestrijding), óf (3) het onderwerp compleet wordt genegeerd en iedereen het al snel weer heeft over de supralokale beslommeringen van alledag (‘Hoe is het op het werk?’) Het simpele feit dat de antwoorden op de Drie Grote Vragen uitblijven in het publieke debat is veelbetekenend. Het wil niet zeggen dat er nooit over wordt nagedacht, maar het betekent simpelweg dat de vruchten van die gedachtenspinsels nog niet breder in het algemene gedachtegoed zijn genesteld, laat staan in acties zijn omgezet. ‘Het leeft niet bij het volk’. Dat is des te schrijnender want het zou de énige discussie moeten zijn die we voeren.

Ik ben de eerste die toegeeft dat het een ongemakkelijk onderwerp is. En als het niet ongemakkelijk is dan is het wel ontoegankelijk. ‘De toestand in de wereld anno 21e eeuw’ is een groot, complex probleem dat zich uitstrekt over meerdere wetenschappelijke disciplines én over de gehele planeet aarde. Het is ook nog eens allesomvattend en daardoor onbevattelijk. Sommige van de feiten slaan ons nu al in het gezicht – zoals de toenemende weerextremen als gevolg van versnelde klimaatverandering – en we voelen intuïtief aan dat er ergens een groot probleem op ons ligt te wachten. Maar we worden al snel weer verleid door onze beslommeringen en ‘uitdagingen’ op supralokaal niveau, waar we tenminste nog enig gevoel van controle kunnen koesteren. Zodra de harde existentiële waarheid ons in het gezicht slaat zoeken we het liefst een omgeving op die ons beschermt tegen dat soort bedreigingen. Onze kleine groepen en kleine samenlevingen bieden die geborgenheid.

Het grote probleem is dat iedereen dat doet, op alle niveaus, overal ter wereld. Het is een generiek menselijk verschijnsel. Bedreigd worden door uitsterving op de lange termijn plaatst ons echter voor een fundamentele wijziging van het huidige suprasysteem: neoliberalisme, kapitalisme, ongebreidelde economische groei, consumentisme, de vrije markt, de aandelenmarkt, schaalvergroting, de ‘laagste prijsgarantie’, keten-uitbuiting, machtspolitiek, politiek lobbyisme, miljonairisme en miljardairisme, belastingontduiking, de trickle-down economie (die nog nooit gewerkt heeft), ongelijkheid, verdeeldheid, onverdraagzaamheid, systemisch racisme, armoede, ondervoeding; het moet worden vervangen door iets anders, iets beters, een suprasysteem 2.0 als je wilt. Heb nog even geduld want hoe zoiets eruit kan zien bespreken we in hoofdstuk 9.

Onze basale, dagelijkse zorgen en verplichtingen zijn niet geheimzinnig, onscherp of onduidelijk: eten en drinken, veilig zijn, gezond zijn, naar school en werk gaan, onze ondernemingen runnen, partners en nakomelingen koesteren en verzorgen, vaste lasten en belasting betalen, de problemen oplossen die we hebben met vrienden, collega’s en teamgenoten, het gras maaien, klusjes doen, door onze socialemediatijdslijnen scrollen; we zijn er maar druk mee. En dan moeten we af en toe ook nog eens plezier maken in het theater, het restaurant, de kroeg en op het festival. We kunnen dat niet zomaar loslaten om ons bezig te gaan houden met de existentiële vragen des levens. Kom op, zeg! We hebben wel wat beters te doen.

We laten ons niet commanderen

Uiteindelijk laat een individueel mens zich niet commanderen naar een fundamenteel andere levensstijl. Een aloud veranderadagium luidt: we willen best veranderen, maar we willen niet veranderd wórden. We doorlopen een pad dat waarschijnlijk niet zoveel zal verschillen van dat van onze ouders en we stimuleren onze kinderen weliswaar om zich een eigen mening te vormen, maar die mag dan ook weer niet ál te veel verschillen van die van ons. Maar we beschouwen ons leven als dat van óns; we hebben er hard voor gewerkt. Sterker nog: we werken er nog steeds hard voor. De hypotheeklasten, de afbetalingen van die persoonlijke lening of studieschuld, de zomervakantie naar verre bestemmingen en ons vermaak in de weekends; uiteindelijk zal iemand dat moeten betalen.

We hebben het idee dat onze keuze om deel te nemen aan het huidige economische systeem een vrije keuze is, maar is dat wel zo? Zou jij onderdeel willen zijn van een destructief suprasysteem waaruit je niet kunt ontsnappen, ook al zou je dat willen? We laten ons niet commanderen naar een fundamenteel andere levensstijl omdat het de enige levensstijl is die we goed kennen. We zijn wellicht bereid om wat kleine veranderingen in ons leven aan te brengen, als onze partner dat doet of als onze kleine groepen het doen (of als het niet anders kan), maar dat heeft geen enkel effect op het grotere geheel. Zo heb ik iemand wel eens in volle overtuiging en op een welhaast boosaardige manier horen zeggen:

‘Wat voor belang dient het om me aan het grotere goed te passen? What’s in it for me? Ik ga toch niet zomaar m’n hele hebben en houden omgooien omdat iemand ánders dat belangrijk vindt? Als ik wil consumeren dan consumeer ik toch? Ik heb er hard voor gewerkt. Waarom zou ik me druk maken over mensen in een ver land die ik niet ken? Laat ze zelf hun problemen oplossen! Wat heb ik te maken met al dat leed aan de andere kant van de wereld of al die klimaat-ellende over honderd jaar? Ik heb al genoeg problemen in het hier en nu en ik wil best wel nadenken over het daar en later, maar dan voornamelijk waar het mijzelf, mijn partner, mijn familie en mijn kinderen betreft. Mijn spaargeld is van mij en van niemand anders. Prima dat ándere mensen zich druk maken over de toestand van de wereld en ik wens ze veel succes, maar ik heb in het hier en nu een leven te leiden en dat kost me al tijd en geld genoeg’.

Heb je jezelf een beetje herkend? Zo denken we natuurlijk niet de hele tijd en zo drukken we ons zeker niet openlijk uit. We voelen best plaatsvervangende schaamte als we iemand ánders zo horen praten. We doneren stilletjes aan goede doelen (‘Ik speel toch mee in de staatsloterij? Dat zijn óók goede doelen!’) en we scheiden ons afval. Maar we kijken ook voortdurend om ons heen naar anderen en conformeren ons. Anderen moeten eerst maar veranderen, want onze problemen zijn belangrijker, wezenlijker, unieker dan die van de rest. Misschien dat we volgend jaar, als het wat rustiger is geworden, nog eens gaan kijken naar onze levensstijl, onze CO2-voetafdruk en al onze spullen. Misschien dat we dan nog eens een ritje gaan maken naar de milieustraat.

Hoe krijg je een individu zover om iets op te geven, wat voorbij de eigen kleine kring gaat, iets te veranderen dat voorbij de kleine sociale groepen reikt? Wie offert zichzelf nou op voor een vreemde? Waarom zou een miljardair het doen? Waarom zou jij het doen? Waarlijk altruïsme komt wel degelijk voor, maar het is een uitermate zeldzaam verschijnselen en zeker geen collectief gedachtengoed. We hebben er intuïtief respect voor, voor mensen die zichzelf wegcijferen en zich belangeloos opofferen voor het groter goed en het algemeen belang, al zien we het eigenlijk alleen maar in films en series. Maar wat nou als iedereen een offer moet brengen voor elkaar, overal op de wereld, over alle culturen heen, ook voor mensen die we niet kennen? Hoe krijg je al die neuzen op de wereld gericht?

In Vooruitkijken voor gevorderden trek ik maar liefst honderd jaar uit om de menselijke soort op één lijn te krijgen waarna alle neuzen zijn gericht naar de sterren. Dit ‘honderdjarenplan’ omvat het preserveren van Moeder Aarde (om deze geschikt te maken als grondstation en thuisbasis voor onze ruimtereizen), maar het omvat ook de volledige technologische toewijding aan exploratie van de kosmos. Want als hier op aarde die meteoriet inslaat of die supervulkaan uitbarst, dan kunnen we maar beter een paar alternatieve locaties ter beschikking hebben om ons overleven en voortplanten te continueren. Maar ja, toen dat boek verscheen in 2016 was ik nog een onverbeterlijke optimist. Inmiddels heeft de confrontealist het van me overgenomen en ik denk dat deze, hopelijk tijdelijke, houding gerechtvaardigd is.

Dat het de afgelopen tweehonderd jaar steeds beter is gegaan met de menselijke soort is, zoals we inmiddels weten uit hoofdstuk 6, bijkomend voordeel, nevenbaat en schijnprofijt. De primaire doelen van de mensheid hebben altijd gelegen bij oorlog, industrie, handel, commercie, economie, persoonlijk gewin, groepsgewin, het beschermen van de eigen groep van gelijken en het in stand houden van de eigen macht, kracht, invloed en controle. Wereldwijde handel kan dus wel degelijk ontstaan en floreren zonder dat de wereld als geheel daar beter van wordt, zoals we overal om ons heen kunnen zien. Het duurt een tijdje maar álles kan kapot.

Om dat te begrijpen, om inzicht te vergaren in onze grote problemen, moeten we onze oogkleppen afzetten en ons buiten onze persoonlijke kringen begeven. We moeten, hoog boven onszelf uitstijgend, naar das Gesamtergebnis kijken en de Drie Grote Vragen aan elkaar stellen. We moeten ons verdiepen in sociale en cognitieve psychologie, evolutionaire biologie en evolutie door natuurlijke selectie. Want het heeft geen zin om de effecten van een groei-economie te bejubelen als het suprasysteem onder onze voeten verkruimelt. Onze neiging om samen te werken en handel met elkaar te drijven maakt individuen, kleine en grote groepen en complete samenlevingen steeds ‘beter’ in het accumuleren van rijkdom, die vervolgens afgeschermd blijft van de grote meerderheid, terwijl het ook nog eens schade toebrengt aan de infrastructuur die nodig is om de samenleving in stand te houden. Dát is het beeld van een slang die zich eerst in de staart bijt en vervolgens de rest van het lijf begint te verslinden. Dát is waarlijk een groot probleem. Het wordt tijd om onszelf te confronteren met de onze eigen onvermijdelijke klimaatkeuzes.

Geplaatst in Geen categorie.