De volwassenheidscompetitie

Organisatorische volwassenheid kan worden verdeeld in zes niveaus, als volgt:

– Niveau 0 | Afwezig/niet van toepassing
– Niveau 1 | Chaotisch/gedesorganiseerd
– Niveau 2 | Herhaalbaar/intuïtief
– Niveau 3 | Gedefinieerd/gestructureerd
– Niveau 4 | Gemanaged/gecontroleerd
– Niveau 5 | Geoptimaliseerd/geïntegreerd

Als we onze organisatorische volwassenheidsdivisies, met de samenwerkingsbarrière als referentiepunt, als competitiestrijd gaan zien, dan ontstaat de volgende indeling in eredivisie, eerste divisie en tweede divisie. Het niveau daaronder, de amateurcompetitie onder niveau 1, laat ik hier verder onvermeld, omdat dergelijke organisaties geen echte levensvatbaarheid hebben:

Eredivisie: de hoogvolwassen organisatie
– Top: niveau 3,5 tot 4,5
– Subtop: niveau 3 tot 3,5
– Degradatieniveau schommelt rond niveau 3
Eerste divisie: de middenvolwassen organisatie
– Top: niveau 2,5 tot 3
– Subtop: niveau 2 tot 2,5
– Degradatie/promotieniveau schommelt rond niveau 2
Tweede divisie: de laagvolwassen organisatie
– Top: niveau 1,5 tot 2
– Subtop: niveau 1 tot 1,5
– Degradatie/promotieniveau schommelt rond niveau 1

Waar bevindt zich jouw organisatie, denk je? Voor of achter de samenwerkingsbarrière? Zou je het wel eens willen meten? Ga dan naar de website van De kenniskermis en doe de Informatiesurvival Test. Kost je maar iets van vijf minuten en je ziet meteen waar je staat met je organisatie op een schaal van 0 tot 5 (tussen dystopie en utopie). Op de site wordt uitgelegd hoe je de cijfers moet interpreteren.

De doelmatigheid waarmee je als organisatie met kennis en informatie omgaat (communicatie, samenwerking, verandering) is namelijk synoniem met het organisatorisch volwassenheidsniveau. Hoe meer collega’s de test doen, hoe meer statistisch significant dat hij wordt. Geen leider, manager of medewerker kan dan zeggen ‘vind jij, vind ik niet’, want ‘het volk’ heeft gesproken. De kracht zit hier duidelijk in de aantallen. Eén test is wellicht als subjectief te betitelen, tientallen testen zijn al objectief te noemen en bij meer dan honderd testen kun je niet meer om het resultaat heen. Meten is weten.