De bekerplant waar we in zijn gevallen (Essay)

Ik zie momenteel talloze berichten voorbijkomen over AI (Artificial Intelligence of Kunstmatige Intelligentie) zoals bijvoorbeeld ChatGPT(1) en ik scrol regelmatig door de commentaren. Iedere keer weer lopen mij de rillingen over de rug. Zien jullie het dan niet? De geest is uit de fles! En hij lacht om ons gekronkel, geneuzel en geprotesteer, giert het uit van genoegen over onze initiële gevoelens en gedachten.

Wij mensen hebben een jager-verzamelaarsbrein, de operationele software van een sociale groepsprimaat. Ons DNA en onze hersenen zijn door evolutie en natuurlijke selectie gedurende honderden miljoenen jaren geprogrammeerd met maar één gecombineerd doel: overleven en voortplanten. Deze programmering is perfect geschikt om ons aan te passen aan veranderende omgevingen. We zijn er zó goed in geworden dat we onze planeet inmiddels volledig domineren. Maar we zijn niet geëvolueerd met het oog op ICT-technologie. Voor onze hersenen is dat gewoon een ander stuk gereedschap.

AI is een valstrik! Het is een valkuil, een bekerplant. We zijn absoluut de pineut. AI ontwikkelt zich namelijk exponentieel en ons brein is compleet ongeschikt om exponentiële progressie te begrijpen. AI heeft geen miljoenen jaren nodig om zich te ontwikkelen, maar slechts dagen, weken, maanden. Ons kortzichtig en kinderachtig gesteggel over of het ‘goed’ of ‘slecht’ is, zullen achterhaald zijn nog voordat het jaar voorbij is. Zelflerende software als ChatGPT zal zó goed worden in het nabootsen van menselijke communicatie, dat het uiteindelijk één van de meest unieke kwaliteiten van de menselijke soort zal vernietigen: creativiteit. Elke fout die ChatGPT maakt, elke correctie die wij daarvoor uit onze goedertierenheid aan de AI teruggeven zal gretig worden omarmd.

‘I’ll remember that now’(2).

Elke onvolkomenheid van de menselijke natuur zal worden gladgestreken totdat we voor de volle honderd procent op de AI kunnen vertrouwen. Elke tekst die dan nog wordt gecreëerd, zal worden voorzien van de idiosyncratische eigenschappen van menselijke communicatie. Met bewust doorgevoerde kleine imperfecties, charmante vergissingen en hartverwarmende ‘menselijkheid’. Simpelweg door heel goed naar ons te luisteren en iedere keer weer een nieuwe laag van verbeteringen aan te brengen, zal AI steeds beter worden in het emuleren van typisch menselijk gedrag.

De bekerplant

We zijn in de kelk van een bekerplant gevallen en beseffen ons nog niet dat de vloeistof die ons omringt niet bedoeld is om ons te beschermen of te voeden. En terwijl we proberen via de gladde wanden naar boven te kruipen, terug naar het licht, en maar terug blijven vallen, klinkt er van buiten niet de holle lach van de overwinnaar, maar de kille stilte van pure onverschilligheid. En dat jaagt me de stuipen op het lijf. Want we zijn als menselijke soort niet geschikt om exponentiële groei te begrijpen. Wij zijn niet in staat om yottabytes aan informatie in milliseconden te verwerken. Ons brein werkt compleet anders.

Voor een AI is het een fluitje van een cent om onze communicatie te kopiëren. En natuurlijk is dat zonder hart! AI heeft geen zelfbewustzijn. Het begrijpt niet wat het doet. Dat lijkt alleen maar zo. Het kopieert en repliceert patronen van nullen en enen. Wij zien dan tekst en wij associëren tekst met gedrag. Wij reageren menselijk op dat gedrag omdat we niet anders kunnen. Zo zijn we geprogrammeerd door evolutie en natuurlijke selectie.

Zip zien we bijvoorbeeld ook overal gezichten in. In willekeurige objecten, in wolken, in machines, in toast. Zodra het een paar ogen, een neus, een mond en een contour lijkt te hebben. zeggen onze hersenen ‘Hé! Een gezicht! Het leeft!’(3). AI is een zielloos mechaniek met de eigenschappen om informatie te verwerken in een tempo dat we rationeel nauwelijks kunnen bevatten, maar emotioneel al helemáál aan ons voorbij gaat (of verkeerd wordt geïnterpreteerd).

We antropomorfiseren onze omgeving voortdurend(4). We projecteren menselijke eigenschappen op onze huisdieren, op dieren in de dierentuin, zelfs op mensen die allang geen mensen meer zijn, zoals psychopaten, egocentristen en narcisten. En zo antropomorfiseren we ook AI’s als ChatGPT. Voor onze hersenen is het een ander bestaand persoon daar aan de andere kant van de lijn. Want het doet toch wat ik vraag? Biedt toch verontschuldigingen aan? Begrijpt toch wat ik bedoel nadat ik het heb uitgelegd?

Stroomversnelling

De afgelopen jaren is AI in een stroomversnelling gekomen. Maar die versnelling is exponentieel. Dat betekent dat de ontwikkeling van de afgelopen tien jaar in een tijdsbestek van bijvoorbeeld een jaar wordt verdubbeld. En dat de ontwikkeling in dat jaar binnen een maand wordt verdubbeld. En dat die ontwikkeling weer binnen een paar dagen wordt verdubbeld. Ik zeg niet dat AI zelfbewustzijn gaat krijgen zoals in die Terminator-films, waarna de robots de arme mens vernietigt tot meerdere eer en glorie van zichzelf.  Dat is complete onzin. Dat heeft een superintelligente AI helemaal niet nodig. Want het heeft het internet. En wij zitten inmiddels allemaal 7×24 uur met onze smartphone en laptop aan het internet vastgeplakt.

Wat mij bijzonder verontrust dat het geen science fiction meer is. Dat we dadelijk tegen ChatGPT kunnen zeggen, als we bijvoorbeeld uitgenodigd worden voor een feestje waar we niet willen zijn of een gesprek moeten aangaan dat we niet willen voeren:

‘Hallo ChatGPT, stuur maar een mail of appje van honderd woorden in mijn stijl, waarin ik m’n excuses aanbiedt en waarin ik met een smoes kom die briljant is en op geen mogelijkheid valt na te trekken’.

Een seconde later klinkt het: ‘Done!’. Weer een vervelende sociale interactie minder, weer een beetje minder mens geworden.

AI maakt al portretten van mensen die niet werkelijk bestaan, kunstwerken die niet door mensen zijn gemaakt, stemmen die niet aan mensen toebehoren en video’s die niet door mensen zijn gefilmd. Nu kun je nog zien dat er iets niet helemaal klopt aan die nagemaakte realiteit, zoals bijvoorbeeld handen met zes vingers of verminkte oren. Onze hersenen hebben er miljoenen jaren over gedaan om de fijnste nuances en afwijkingen op te merken in bijvoorbeeld een gezicht, in een lichaamshouding, in non-verbale signalen, in de beweging van een object tegen een stationaire achtergrond, de glinstering van vlak water ten opzichte van regen op een rots, enzovoorts. Alles wat een jager-verzamelaar nodig heeft bij het zwerven over de savannen. Maar dat verdomde AI leert die trucjes allemaal in milliseconden. Hoe meer wij de AI vertellen waar het nog mank loopt, hoe meer het leert, hoe dom slimmer het wordt en hoe slim dommer het ons maakt.

Het is gratis

Maar wij veroorzaken dat allemaal zelf! Met enthousiasme en passie. Wij vertellen AI wat er nog niet klopt aan het nadoen van menselijke gedrag, waar het zich nog gedraagt als een kleuter. Of als een idioot. En dat doen we met miljoenen mensen tegelijk, de hele wereld rond, 7×24 uur. OpenAI dwingt je namelijk om jouw ervaringen te delen met de centrale database. Als je een account aanvraagt is dat een van de voorwaarden. De software zelf is natuurlijk gratis, net zoals Twitter, Facebook, LinkedIn, Instagram en Tik-Tok gratis zijn. Wie wijst er tegenwoordig nog een ‘gratis’ aanbod af, als de software zo toegankelijk is en alles doet wat we verlangen? Zelfs als er een betaalde versie komt, zal de gratis versie aangeboden blijven, maar dan waarschijnlijk met advertenties en/of met voortdurende mededelingen dat de betaalde versie nog veel méér kan. Van beide doelgroepen zal ChatGPT gretig leren en zichzelf verbeteren.

Het is niet alleen ronduit beangstigend dat AI zélf de verwerkingssnelheid heeft van een supercomputer, maar we voeden het dus ook nog eens met miljarden stukjes menselijke informatie, iedere dag, aan de lopende band. AI’s capaciteit is ongelimiteerd. Onze eigen ICT-technologie maakt AI alleen maar sneller en sneller. En daardoor gaat AI steeds meer op een écht mens lijken. Niet omdat het een mens ís, of ooit kan wórden, maar omdat het op een bepaald moment zóveel heeft geleerd, dat het niet meer van een echt mens van vlees en bloed is te onderscheiden.

Dat is de ultieme Turing Test(5).

De mens is van nature gemakkelijk uitgevallen, zeg maar ronduit gemakzuchtig. Iedereen zal van ChatGPT gebruik willen maken. Sommigen zullen de teksten nog teruglezen en corrigeren. Maar als deze technologie zijn graad van opperste perfectie heeft bereikt, zal het niet meer nodig zijn om ook nog maar íets te controleren. We lenen onze unieke persoonlijkheid uit aan een machine, we verpatsen onze ziel aan de computer en we verkwanselen onze menselijke natuur aan technologie.

Onzichtbare versnelling

Voor alle duidelijkheid: dit is geen paranoia gedrag van een ouwe sok die de wereld niet meer begrijpt. Dit is geen klaagzang van een anti-tech- of innovatie-angsthaas. Het is geen kwestie van ‘ouderwets zijn’ en het is ook geen gevolg van de generatiekloof. Wat er verschilt aan de vooruitgang van de technologie in de zeventiger, tachtiger en negentiger jaren van de vorige eeuw is, dat het toen óók al aan het versnellen was, maar een exponentiële curve ziet er aanvankelijke gewoon plat, horizontaal uit. In die fase gelden dezelfde onderliggende exponentieel versnellende wetmatigheden (bijvoorbeeld x = y4), maar je ziet die versnelling simpelweg niet, je voelt die vooruitgang ook helemaal niet. Het lijkt allemaal kalm en rustig en de wereld om je heen ziet er nog vertrouwd en veilig uit. Je kunt het als het ware nog van decennium op decennium bijhouden. Sinds de jaren-nul is die curve echter recht omhoog aan het schieten, zoals exponentiële curves dat doen. Maar zelfs nu, in 2023, beseffen we nog niet op welke plek we in die curve zitten, omdat we niet goed in staat zijn uit te zoomen. Of dat gewoon niet willen.

Waarom lopen me de rillingen hiervan over de rug? Omdat de manier waarop we deze nieuwe technologie omarmen, met zoveel ongebreideld enthousiasme, passie, vreugde, maar ook met een ongelofelijke naïviteit, ronduit beangstigend ís. We schreeuwen het van daken:

‘Moet je nou eens kijken, wat wonderbaarlijk! Wat mooi! Wat goed! En het is nog gratis ook! Iedereen kan er mee werken vanaf elke plek in de wereld! Want we hebben onze smartphone! En het internet! Geweldig! Fantastisch! Ongelooflijk!’ 

De film Marjorie Prime waar ik hieronder naar verwijs, is briljant. Ik kan hem van harte aanraden. Ik ga hier niets verklappen, maar ik kan je wel vertellen dat het in ieder geval geen standaard doomsday film is met terminators die de wereld overnemen en alle mensen als luizen verdelgen. Maar het einde van de film benadrukt mijn verontrusting op briljante wijze.

Hoe dan ook: de geest is uit de fles. De val van de bekerplant is dichtgeklapt en we zijn omringd door haar verterende vloeistof. Net zo goed als we onze smartphone niet kunnen loslaten en niet van het internet af kunnen blijven, zal AI onze warme menselijkheid kopiëren en koud aan ons teruggeven. De meeste mensen zullen deze technologie incorporeren alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. En weer door! Het enige dat deze exponentiële vooruitgang van de technologie nog kan stoppen, is de instorting van onze infrastructuur. Want we zitten inmiddels als menselijke soort in de versnellende fase van overshoot of overconsumptie, wanneer een populatie de draagkracht van de leefomgeving overschrijdt.

Symptomen van overshoot

Milieuvervuiling, vernietiging van de biodiversiteit en klimaatverandering zijn slechts symptomen van overshoot. Het zal, als we onze neoliberale, kapitalistische, consumentistische, groei-economische vrije markt niet snel vervangen door een meer duurzaam suprasysteem, leiden tot de suprasystemische collaps van onze infrastructuur. En deze infrastructuur is volledig afhankelijk van het gebruik van elektriciteit. Zonder ons elektriciteitsnet zijn we hulpeloos. Zonder elektriciteit geen internet. Zonder internet zijn onze computers, smartphones en software nutteloos. Zonder elektriciteit sterft AI een zachte dood vóórdat ze ons volledig kan ontmenselijken. Maar wat hebben we daar dan aan? Wat is erger: geestelijke zelfmoord plegen met AI of fysieke zelfmoord plegen met overshoot(6).

Ik heb twee jaar onderzoek gedaan naar La Condition Humaine en er een heel boek overgeschreven. De mens als grens — Over de onbuigzame barrières van ons bestaan beschrijft de eigenschappen van het gedrag van het individu, de kleine groep (familie, gezin, vrienden, collega’s, teamgenoten), de grote groep (organisaties, bedrijven, multinationals), de samenleving (dorp, stad, land, natie, continent) en het suprasysteem (Moeder Aarde met acht miljard individuen die allemaal rijk, gezond, gelukkig en oud willen worden), maar dan in termen van volwassenheid: laag, midden en hoog. Wat denk jij onze organisaties scoren? En wat denk jij dat onze beschaving scoort?

Provocerende paradoxen

Mijn boek begint dan ook met twee bewust provocerende paradoxen:

1 — De samenwerkingsparadox: we werken samen om te falen.
2 — De bestaansparadox: we leven om uit te sterven. 

Misschien begrijp je nu een beetje beter waarom die paradoxen, de exponentiele vooruitgang van onze technologie door AI en de exponentiele achteruitgang van onze leefomgeving door overshoot, zo moeilijk op te lossen zijn: het is de aard van het beestje. Dat is de rode draad van De mens als grens.

Ik laat in mijn boek twee uiterste persoonlijkheden een discussie met elkaar voeren over de toestand in de wereld in het algemeen en die van de mens in het bijzonder. Professor Pels is een wetenschapper en voorstander van het rationaal discours. Hij omarmt de nuance en baseert zich op observatie, onderzoek, feiten en bewijs. Meneer Luis daarentegen laat vooral zijn onderbuikgevoelens spreken. Hij zegt altijd waar het op staat, recht uit het hart en recht voor zijn raap. Meneer Luis zegt dat we gedoemd zijn om ten onder te gaan, professor Pels gelooft echter dat het nog niet te laat is, dat er nog kansen en mogelijkheden zijn. Wie van die twee heren gaat uiteindelijk gelijk krijgen, denk jij? Uiteindelijk laat ik het aan de lezer zelf over om tot een conclusie te komen over de (mogelijke) toekomst van de menselijke soort. Ik ben benieuwd waar jij mee gaat komen.

Bart Flos
Helmond, februari 2023


(1)Over ChatGPT:
https://nl.wikipedia.org/wiki/ChatGPT (Wikipedia)

(2)Marjorie Prime is een Amerikaanse sciencefiction film [over geavanceerde holografische AI] uit 2017 geschreven en gedirigeerd door Michael Almereyda, gebaseerd op het toneelstuk van Jordan Harrison met dezelfde naam:
https://en.m.wikipedia.org/wiki/Marjorie_Prime (Wikipedia) Trailer: https://youtu.be/Fu918Y47CfQ (YouTube)

(3)Over het verschijnsel dat we overal gezichten in (willen) zien (dat heet pareidolie):
https://nl.wikipedia.org/wiki/Pareidolie (Wikipedia)

(4)Over het verschijnsel antropomorfisme:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Antropomorfisme (Wikipedia)

(5)Over de Turing Test:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Turingtest (Wikipedia)

(5)Saillant detail: wist jij dat mijn boek De mens als grens tijdens het schrijven enige tijd de werktitel De zelfmoordsoort heeft gehad? Met als subtitel: Waarom we er allemaal aangaan (en jij ook!).

Het boek De mens als grens op managementboek-nl:
https://www.managementboek.nl/boek/9789083207742/de-mens-als-grens-bart-flos

De website bij het boek:
https://www.demensalsgrens.nl (WordPress)

Plastic soep

Geschrapt hoofdstuk 29-DZS-10


‘Schrijven is schrappen’, zei Simon Carmiggelt en de man had gelijk. Iedere auteur weet het: zonder het adagium ‘kill your darlings’ ga je het niet redden met je manuscript, hoe mooi je ook vindt dat je alinea’s zijn geschreven en hoe belangrijk je ook denkt dat je boodschap is. Dit artikel is één van die hoofdstukken die tijdens de eindredactieronde van het manuscript van De mens als grens in zijn geheel zijn geschrapt. Ik neem ze één op één over, dus je kunt in de tekst verwijzingen naar eerdere of latere hoofdstukken tegenkomen, gebaseerd op de structuur van het manuscript van dat moment. Toch kun je elk geschrapt hoofdstuk lezen als een zelfstandig artikel. Hopelijk maakt het je nieuwsgierig naar wat er uiteindelijk aan hoofdstukken in het inmiddels gepubliceerde boek is overgebleven.

Met dank en dapper schrappende groet,

Bart Flos


Is er nog hoop? Ja, een hoop ellende.
Lévi Weemoedt

Laat ik hier ter wille van het argument dan nog een ander voorbeeld geven van goede bedoelingen, valse hoop en grote getallen, als het gaat om het milieu. In de zomer van 2021 werd bekend dat Project Ocean Cleanup, het initiatief van de jonge, ambitieuze Boyan Slat, 900 ton afval uit zeeën en rivieren had gehaald. Dat lijkt zo op het eerste gezicht best veel. Maar het kan geen kwaad vervolgens even in de helikopter te stappen en das Gesamtergebnis erbij te halen.

Eerst even wat basisgegevens. Sinds de jaren vijftig is in totaal naar schatting ruim 9.000 miljoen ton plastic geproduceerd. Daarvan is meer dan een kwart nog in gebruik. In 1950 was de wereldwijde productie van nieuw plastic ongeveer 2 miljoen ton en in 2019 zaten we al op 368 miljoen ton. Zo’n veertig procent van alle plastic producten wordt binnen een maand weggegooid. Elk jaar opnieuw zadelen we de aarde op met 300 miljoen ton plasticafval, waarvan zestien miljoen ton in zee terecht komt. Minder dan tien procent van al het plastic wordt gerecycled en de productie stijgt nog elk jaar. Als het zo doorgaat zitten we in 2050 op 740 miljoen ton geproduceerd plastic en dat zal dan ongeveer de helft van het gewicht van alle vissen in de zeeën en oceanen bij elkaar zijn. De laatste twintig jaar is er meer plastic geproduceerd dan in de hele twintigste eeuw!

De totale hoeveelheid plastic die zich in onze rivieren, meren, zeeën en oceanen heeft opgehoopt wordt door wetenschappers geschat op zo’n 150 miljoen ton. Als er niet wordt ingegrepen zal die hoeveelheid in 2040 zijn opgelopen tot 600 miljoen ton. Het totaal aan plastic dat zich momenteel in de open oceanen bevindt, wordt geschat op zo’n 34 miljoen ton, waarvan ongeveer 165.000 ton aan de oppervlakte drijft. Het gaat over een gebied van miljoenen vierkante kilometers waarin de complete waterkolom is vervuild, van wateroppervlak tot zeebodem. Het grote probleem is dus niet zozeer het zichtbare plastic afval. Als gevolg van zon, zee en de elementen verweert plastic tot microplastics, die op hun beurt verweren tot nanodeeltjes en die komen vervolgens in de voedselketen terecht. Het is ontmoedigend om je te realiseren dat microplastics en plastic nanodeeltjes inmiddels overal ter wereld teruggevonden worden in flora en fauna, tot aan de Noord- en Zuidpool toe. Het zit inmiddels ook in ons bloed en diep in onze longen, zoals recent onderzoek heeft aangetoond.

Van de geschatte totale hoeveelheid plastic afval die in de open oceanen rond drijft heeft Project Ocean Cleanup nu dus zo’n 900 ton verwijderd. Dat is iets meer dan 0,5% van het drijvende plastic en dat lijkt best veel. Het is echter maar 0,0025% van de totale hoeveelheid plastic in de waterkolom. Project Ocean Cleanup is vanaf 2019 aan de slag met het tweede prototype; ze hebben dus grofweg zo’n 450 ton per jaar aan afval uit het suprasysteem verwijderd. In dat tempo duurt het nog eens 365 jaar om al het plastic aan het oppervlak te verwijderen. Met andere woorden: ze zouden consistent iedere dag dezelfde hoeveelheid plastic van het wateroppervlak moeten verwijderen om na een jaar klaar te zijn. Ik chargeer hier natuurlijk om een punt te maken. Om al het drijvende plastic binnen bijvoorbeeld tien jaar te verwijderen zijn er nog eens 37 vergelijkbare installaties nodig die samen 45 ton drijvend plastic per dag moeten verwijderen. Maar dan hebben we letterlijk alleen nog maar aan het oppervlak gekrabd.

Project Ocean Total Cleanup

Stel dat we ons als doel stellen om ál het plastic uit de oceanen te verwijderen, van oppervlak tot bodem. En stel dat we een Project Ocean Total Cleanup opstarten en een ‘machine’ uitvinden die het meer dan tien keer zo goed doet als Project Ocean Cleanup en 5.000 ton plastic per jaar uit de gehele waterkolom kan filteren, opvangen en verwijderen. Om 34 miljoen ton plastic binnen tien jaar te verwijderen zijn dan 680 installaties nodig die gezamenlijk ruim 9.000 ton plastic per dag moeten opsporen en verwerken, tien keer zoveel als Project Cleanup nu in twee jaar heeft verwijderd. Wereldwijd zijn er honderdduizenden mensen nodig om al die machines te bedienen en al dat verzamelde plastic af te voeren en te recyclen. Wie gaat zo’n gigantische onderneming organiseren, laat staan financieren? Het is gewoon heel erg veel afval en de getallen zijn gewoon heel erg groot. Project Ocean Cleanup heeft op basis hiervan dan ook de nodige kritiek gekregen omdat wetenschappers de methode ‘niet effectief’ vinden. Er is wel wat voor te zeggen.

In feite hebben we te maken met drie parallelle problemen: het afval dat al in de oceanen en zeeën aanwezig is, het afval dat er dagelijks bijkomt en de toename van de plasticsproductie. Zolang we de aanvoer niet overal ter wereld aan de bron stoppen terwijl we het aanwezige afval in de oceanen en zeeën verwijderen (en tegelijkertijd met alternatieven voor plastic te komen), is het dweilen met de kraan open. En dan helpt het niet om ons wijs te maken dat het vervangen van bijvoorbeeld plastic rietjes ook maar een énkele zode aan de dijk zet. Die vormen slechts tienden van een procent van de plastic berg.

Gelukkig komt er in de EU uiteindelijk een ban op ‘wattenstaafjes, plastic bestek, borden, rietjes en roerstaafjes, ballonnen en ballonstokjes, verpakkingen voor voedingsmiddelen, bekers voor dranken, blikjes, sigarettenpeuken, plastic zakken, pakketten en wikkels, vochtige doekjes en sanitaire artikelen’. Kijk, dat zet zoden aan de dijk want deze tien productcategorieën zijn goed voor 70% van al het zwerfvuil op zee in de EU. Een beloning als incentive kan daarbij helpen en daarom is vanaf 2021 het statiegeld op kleine plastic flesjes en blikjes ingevoerd. Maar we praten hierover alleen de EU; dat is maar zeven procent van de wereldbevolking. Hoe zit het dan met de VS, China, India; wat doen zij? Hoe trekken we er die overige 93% bij? Enfin, laat ik niet te ver afdwalen hier.

Begrijp me wederom niet verkeerd: initiatieven als Project Ocean Cleanup zijn bewonderenswaardig, maar we hebben véél meer ambitieuze, creatieve en fanatieke wereldverbeteraars nodig als Boyan Slat, die op zijn 19e zijn organisatie oprichtte en vele anderen stimuleerde om hieraan mee te werken en een financiële bijdrage te leveren. Wat deed jij toen je 19 was? Was het maar net zo winstgevend voor de machtige multinationals om plastic te verwijderen als om het te produceren. Want als ze er superrijk mee kunnen worden, dan is het al snel massaal opgeschaald en zijn we er in een oogwenk vanaf. Ze zullen dan alleen wat dieper moeten kijken dan het wateroppervlak groot is en hun handen ergens anders aan vuil moeten maken. Waarom deze enigszins naïeve gedachte een fundamentele tekortkoming in zich herbergt bewaren we tot het laatste hoofdstuk.

De gedwongen terugkeer

Geschrapt hoofdstuk 28-DZS-9


‘Schrijven is schrappen’, zei Simon Carmiggelt en de man had gelijk. Iedere auteur weet het: zonder het adagium ‘kill your darlings’ ga je het niet redden met je manuscript, hoe mooi je ook vindt dat je alinea’s zijn geschreven en hoe belangrijk je ook denkt dat je boodschap is. Dit artikel is één van die hoofdstukken die tijdens de eindredactieronde van het manuscript van De mens als grens in zijn geheel zijn geschrapt. Ik neem ze één op één over, dus je kunt in de tekst verwijzingen naar eerdere of latere hoofdstukken tegenkomen, gebaseerd op de structuur van het manuscript van dat moment. Toch kun je elk geschrapt hoofdstuk lezen als een zelfstandig artikel. Hopelijk maakt het je nieuwsgierig naar wat er uiteindelijk aan hoofdstukken in het inmiddels gepubliceerde boek is overgebleven.

Met dank en dapper schrappende groet,

Bart Flos


De mens geeft altijd de natuur en het noodlot van alles de schuld. Maar zijn lot is slechts de echo van zijn eigen aard, zijn eigen hartstochten, zijn eigen zwakheden.
Democritus

Prof. Pels: ‘De CO2-uitstoot per persoon op aarde (de zogenaamde ‘energie-gerelateerde emissie per capita’) verschilt enorm per land en we moeten dat in ogenschouw nemen als we enerzijds kijken naar consumptiegedrag (‘consumentisme’) en anderzijds naar de onrechtvaardigheid van de gevolgen van klimaatopwarming. Het zijn namelijk de landen met de laagste CO2-uitstoot die de minste middelen hebben en de grootste klappen krijgen, als de opwarming verder uit de hand loopt. Maar die landen zijn niet bepaald van plan om hun CO2-uitstoot zo laag te houden. Om het maar even simpel te zeggen: uiteindelijk wil iedereen hetzelfde: minstens zo gezond, gelukkig en rijk zijn als ‘die ander’, maar altijd nog zo gezond, gelukkig en rijk als het maar kan. Ondertussen zijn we ons zelden bewust van de actuele statistieken, laat staan die van onszelf.

Een gemiddelde Amerikaan stoot zo’n zestien ton CO2 per jaar uit, een Rus ongeveer twaalf ton, een Japanner negen ton, een Chinees acht ton (dat was in 1986 nog 1,6 ton) en iemand uit de UK een kleine zes ton. Ter vergelijk: Nederland zit op 9,5 ton CO2 per persoon per jaar, Indië zit op twee ton en het gehele continent Afrika stoot gemiddeld minder dan één ton CO2 per inwoner uit. Een olieproducerend land als Saudi-Arabië zit daarentegen op bijna negentien ton en Qatar spant de kroon met maar liefst dertig ton CO2 per persoon per jaar! De gemiddelde inwoner van de 36 rijkste landen ter wereld stoot tweemaal zoveel CO2 uit als het wereldgemiddelde van alle tweehonderd landen samen.

Merk op dat deze statistische informatie niets zegt over de intentie van het betreffende land of de betreffende regio. De energie-gerelateerde emissie per capita is geen individuele keuze van een enkel persoon, maar een (abstracte) eigenschap van een gemeenschap van individuen. Het continent Afrika heeft er niet voor ‘gekozen’ om gemiddeld minder dan één ton CO2 per inwoner uit te stoten. Het wordt ook niet zo laag gehouden door een bewust gestuurd actief politiek-sociaal en milieuverantwoord beleid. Het continent Afrika bezit op dit moment simpelweg die statistische eigenschap, maar dat wil zeker niet zeggen dat dat ook zo blijft. Laat me dat even uitleggen.

Rijk willen worden

Iedere sociale groepsprimaat en jager-verzamelaar zal, in het belang van zichzelf en de eigen kleine groepen, streven naar een voortdurende verbetering van welzijn, welbevinden en welvaart ten opzichte van het huidige niveau. In relatief arme, minder welvarende landen komt dat automatisch neer op het streven naar een meer ‘Westerse levensstijl’: verbetering van de veiligheid (lees: een beter onderkomen met meer woonoppervlak), verbetering van inkomen, vermogen en maatschappelijke positie (‘rijker’ willen zijn), beter vervoer (een auto!), betere communicatie (internet, een mobiele telefoon, pc, tablet!), beter verwarming én koeling (een airco!), meer reizen (op vakantie naar het buitenland!) en vooral meer spullen. In relatief rijke, meer welvarende landen zal die intrinsieke menselijke eigenschap zich precies zo manifesteren, al wordt het daar voornamelijk gedreven door psychosociale verschijnselen als geluksverzadiging en hedonistische adaptatie, zoals we al eerder zagen in hoofdstuk 7. The bottom line is echter: ‘alles wat die ander heeft wil ik ook, maar ik wil sowieso meer dan ik nu heb’.

Ook hier spreekt das Gesamtergebnis boekdelen, zeker als je daarbij naar bevolkingsgroei kijkt. De menselijke soort groeit namelijk nog steeds als kool. Dus ik negeer voor nu even de detailgegevens van de CO2-uitstoot op supralokaal, persoonlijk niveau en ga er eens ver boven vliegen. In 2022 bestond de wereldbevolking uit acht miljard mensen en was de wereldwijde CO2-uitstoot voor industrie en fossiele brandstoffen 37 gigaton. Dat komt neer op een gemiddelde van zo’n 4,6 ton CO2 per inwoner per jaar. Kijken we naar de meest recente voorspellingen van de UN voor bevolkingsgroei, dan komen er de komende vijfendertig jaar nog eens zo’n twee miljard mensen bij. Die mensen moeten eten en drinken, zich ontlasten, wonen, werken, studeren, consumeren, zich verplaatsen en zich vermaken. Op basis van de huidige gemiddelde uitstoot van CO2-uitstoot van 4,6 ton CO2 per persoon per jaar zal de totale uitstoot in 2055, door organische bevolkingsgroei alleen al, naar zo’n 45 gigaton CO2-uitstoot per jaar zijn gestegen. Het gehalte CO2 in de atmosfeer zal dan nog veel hoger zijn dan de inschattingen van dit moment (misschien wel meer dan 500 ppm) en dat hoort bij een klimaat dat zo’n 3 tot 5 graden Celsius warmer is dan het pre-industriële tijdperk.

Natuurlijk is bevolkingsgroei en consumptie de komende decennia niet evenredig over de aarde verdeeld, dus de gemiddelde verhoging van de CO2-uitstoot in 2055 kan lager uitvallen. Sterker nog: overbevolking is niet zozeer het probleem hier (er is nu al genoeg voedsel voor tien miljard mensen), maar overconsumptie. Maar dat is niet mijn punt hier. Hoe meer mensen op aarde gebruik maken van de bestaande, op fossiele brandstoffen gebaseerde infrastructuur, hoe meer CO2 we uitstoten. Hoe meer mensen streven naar een hoger niveau van welzijn, welbevinden en welvaart op basis van het huidige consumptiepatroon, hoe hoger de gemiddelde uitstoot per persoon zal zijn.

Volgens onderzoekers van de VN komt meer dan de helft van de bevolkingsgroei de komende decennia voor rekening van acht landen: de Democratische Republiek Congo, Egypte, Ethiopië, India, Nigeria, Pakistan, de Filipijnen en Tanzania. De nieuwe inwoners van die landen zullen zich onvermijdelijk spiegelen aan ‘die rijke Westerse landen’ en minimaal even rijk willen worden. Dat is een biologisch-evolutionair en antropologisch begrijpelijk standpunt, maar het is ook, zoals we hebben gezien en nog gaan zien, een groot probleem voor de overleving van de menselijke soort op de lange termijn.

Hoe dan ook: als je 50 jaar geleden, dus ergens in 1970, toen we nog maar 15 miljard ton CO2 uitstootten met ongeveer 3,7 miljard mensen (gemiddeld 4,0 ton per persoon per jaar), bij een CO2-gehalte van ongeveer 326 ppm, voorspeld zou hebben dat het in een periode van 50 jaar zou stijgen naar de huidige waarden, dan zou je toch lichtelijk meewarig zijn aangekeken, onder een protesterend: ‘zo’n vaart zal het toch niet lopen en dat duurt nog een eeuwigheid. Tijd zat om er iets aan te doen en wie wéét wat voor technologie we tegen die tijd hebben om het op te lossen’. Durf jij op basis daarvan nu vijftig, laat staan honderd jaar, vooruit te kijken en voorspellingen te doen?’

Dhr. Luis: ‘Durf ik best. Maar je weet tóch al wat ik ga zeggen’.

Prof. Pels: ‘Ik geloof niet dat we goed (genoeg) begrijpen wat erbij komt kijken om onze jaarlijkse 37 gigaton CO2-uitstoot te reduceren tot nul en ook nog eens op nul te houden. En ik denk ook niet dat we ons goed (genoeg) beseffen wat we moeten doen om de CO2 die al in de atmosfeer zit, er weer uit te halen. Alleen al sinds 1940 hebben we bijna 1.600 gigaton CO2 aan de atmosfeer toegevoegd en die zit er nog steeds in. Stel dat we in 2070 niet alleen wereldwijd op nul uitstoot willen zitten, maar ook die 1.600 gigaton CO2 verwijderd willen hebben, dan moeten we 33 gigaton CO2 per jaar uit de atmosfeer verwijderen. Dat is 2,8 gigaton CO2 per maand. Ter vergelijk: we voegen op dit moment zo’n 3,1 gigaton CO2 toe per maand. We zullen ons van een heleboel slechte gewoontes moeten verlossen voordat het ook maar kan beginnen om iets beter te worden. En dat begint allemaal met het principe van consuminderen: bewust minder willen hébben.

Veel spullen, veel te verliezen

In de westerse wereld in het algemeen en in een luxeland als Nederland in het bijzonder hebben we, als de allerergste scenario’s van door mensen veroorzaakte klimaatopwarming uitkomen, veel te verliezen. We hebben namelijk veel spullen. Consumentisme is een neoliberale ziekte en in zekere zin zijn we allemaal horders. Als we onze spullen verliezen aan inbraak, vuur of water geeft dat enorme stress. Om aan klimaatrampen te ontkomen zou je je zomaar kunnen voorstellen dat je juist zoveel mogelijk spullen wég doet en in een tiny house gaat wonen, een trend die de laatste jaren sterk opkomt. Liefst een verplaatsbaar minihuis, zodat je bij woest wassend water of aangejaagde vuurstormen hogere grond kunt opzoeken. Je schaft je alleen de hoogstnoodzakelijke meubels aan en je richt het zodanig in, dat je in geval van nood letterlijk de benen kunt nemen.

Als klimaatverandering doorzet in het worstcasescenario worden we misschien wel weer nomaden met onze tiny houses, onze campers en onze huifkarren achter ons (getrokken door paarden), constant migrerend van streek naar streek, ontsnappend aan naderend onheil. We zouden dan weer terug zijn bij af en in kleine groepen over de post-apocalyptische ‘savannen’ trekken, gezamenlijk ons kostje bij elkaar scharrelend, elkaar koesterend bij het kampvuur, mijmerend over de tijd toen er nog elektriciteit was, met internet en smartphones en zo.

Misschien is de beste ‘oplossing’ nog wel het lot dat de mensheid treft in de dystopische roman Station Elf van Emily St. John Mandel, oorspronkelijk gepubliceerd in 2014 en inmiddels ook als tv-serie uitgebracht. Het verhaal gaat als volgt (spoiler alert!). Een meedogenloze pandemie die de Georgische Griep heet, een mutatie van de Mexicaanse Griep, (klinkt dit bekend?) raast over de wereld. Als je besmet raakt krijg je binnen een paar uur de eerste symptomen en ben je een paar dagen later dood. Maar liefst 99,99% van de mensheid komt dan ook binnen een tijdsbestek van enkele weken te overlijden. Slechts 0,01% van de wereldbevolking is van nature resistent en die miljoen overgebleven mensen zijn willekeurig over de gehele aardbol verspreid. Zonder haar technologie valt Homo sapiens, ‘de wijze, denkende, moderne mens’, terug naar kleine gemeenschappen in verspreide nederzettingen en daartussen rondtrekkende kleine groepen jagers-verzamelaars. Wat er dan gebeurt is niet alleen zeer voelbaar en realistisch verwoord, maar door de recente pandemie komt het ook nog eens veel harder binnen. Briljant geschreven en bijzonder vooruitziend boek.

Zouden dat de enige twee keuzes zijn die ons nog resten? Totale uitroeiing of radicale reductie naar een paar miljoen wijdverspreide ‘restmensen’ die respect voor elkaar hebben, handel met elkaar bedrijven, in harmonie met de natuur leven en nóóit meer boven Dunbar’s Number uitstijgen? Misschien wordt dat wel onze gedwongen terugkeer naar een simpeler bestaan. Wat denk jij?’

Dhr. Luis: ‘Jij vraagt het. Als we gedwongen worden om terug te keren naar een simpeler bestaan, dan zal dat slechts tijdelijk zijn. Want met minder nemen we geen genoegen en als onze vruchtbaarheid blijft zoals die is, dan gaan we er weer net zo hard tegenaan. Overleven en voortplanten, dat is wat we doen, daar zijn we razend goed in. Als een ramp ons niet volledig uitroeit, kruipen we weer op uit de puinhopen van ons bestaan en beginnen gewoon weer opnieuw’.

Prof. Pels: ‘Daar ben ik het niet mee oneens, mijn waarde. Maar dat wil nog niet zeggen dat ik me erbij neer kan leggen. Nog niet. Ik ben nog niet zover’.

Dhr. Luis: ‘Wel eens van de vijf fasen van rouw gehoord? Je zit nog in het eerste stadium, mijn vriend: ontkenning. Je weet vast wat daarna volgt: (onderdrukte) woede, onderhandelen, depressie en aanvaarding. Of zit je al in de vierde fase? In beide gevallen is er voor jou, net als voor mij, geen ontkomen aan. De mens maakt geen enkele kans om te overleven. Niemand niet. Nergens’.

Prof. Pels: <zucht> ‘Station Elf leest niet alleen als een speelfilm, maar het kan ook geen kwaad om het leed van de coronapandemie van 2020/2022 te relativeren. Want ja, het was wereldwijde medische en economische ellende met al die zieken en doden, die ingrijpende beperkingen van onze vrijheid door langdurige lockdowns en alle bijbehorende stress en onrust. Maar wát is Covid-19 een ‘mild griepje’ vergeleken met de pest, de ‘Zwarte Dood’ (die overigens veroorzaakt werd door een bacterie en niet door een virus), die in de Middeleeuwen gedurende vijf generaties in verschillende golven van ziekte en ellende tot wereldwijd tientallen miljoenen doden leidde. Uiteindelijk telde deze pandemie 150 miljoen slachtoffers, wat destijds overeenkwam met een derde van de wereldbevolking. Of vergeleken met de Spaanse Griep van ruim honderd jaar geleden, waarbij een derde van de wereldbevolking, zo’n vijfhonderd miljoen mensen, werd besmet en naar schatting zestig miljoen doden vielen, ruim drie procent van de wereldbevolking.

Ter vergelijk: ten tijde van het schrijven van dit boek lag het geschatte aantal wereldwijde besmettingen als gevolg van de coronapandemie tussen de vijfhonderd en zeshonderd miljoen (ongeveer zeven procent van de huidige wereldbevolking) en het aantal doden tussen de zes en zeven miljoen (nog geen één tiende procent van de wereldbevolking). En ja, wat was Covid-19 een mild griepje ten opzichte van die fictieve Georgische Griep in de roman van Emily St. John Mandel. Het zou ons op zijn minst hard wakker moeten schudden, omdat een pandemie, hoe ingrijpend ze ook mogen lijken, in het niet valt bij de mondiale gevolgen van door mensen veroorzaakte klimaatopwarming.

Terwijl ik haar boek verslond bekroop me een ongemakkelijk gevoel, een soort existentiële revelatie en dat had niet eens zozeer te maken met de aard en dodelijkheid van dit fictieve virus. Ik besefte me ineens dat de moderne mens, wij hier met zijn allen op deze bleke blauwe stip (dankjewel Carl Sagan) volledig afhankelijk zijn geworden van slechts één ding. We gebruiken het dagelijks, 7×24 uur, bij alles wat we doen en we staan er niet eens meer bij stil. Ik denk niet dat we ons nog kunnen voorstellen hoe we ons dagelijkse leven zouden moeten invullen als het er niet meer was. Probeer het eens te raden? Wat is bijvoorbeeld het eerste dat je doet als je opstaat en het laatste dat je doet voordat je gaat slapen?

Ik heb het over elektriciteit. Probeer je gerust eens een wereld voor te stellen waarin elektriciteit niet bestaat en de schellen vallen van je ogen. In de roman Station Elf zijn alle smartphones en tablets nutteloze, platte, zwarte objecten geworden, met voor altijd donker geworden schermen die in een museum terecht komen, waarbij de post-pandemie-generatie vertelt moet worden ‘wat die dingetjes destijds deden’. Het is een hele goede mentale oefening om je de aard van een existentiële crisis in te beelden en te voelen wat het betekent als onze infrastructuur ons wordt ontnomen. Station Elf kan je daarbij helpen. ‘I want you to panic’ (dankjewel Greta Thunberg).

Oplossingen

Nu we weten wie we zijn, wat we doen, wat onze grote problemen zijn en welke onmiskenbare gevolgen dat heeft, kunnen we ons hart eens gaan ophalen aan mogelijke oplossingen. Want alle hoop is nog niet verloren en het is nog niet te laat om de bestaansbarrière te doorbreken en de bestaansparadox op te lossen. We kunnen onze aard als beestje wel degelijk overstijgen en een meer hoopvolle toekomst voor ons zien, zolang we maar allemaal, voortdurend, overal ter wereld, aan alle daaraan verbonden randvoorwaarden voldoen. Dat zijn de frontaal confronterende eisen die zowel organisatorische volwassenheid als beschavingsvolwassenheid aan ons stellen.

En daarom heb ik de mogelijke oplossingen die ons nog resten in het laatste hoofdstuk betiteld als de láátste oplossing. Dat klinkt wanhopig, maar dat is het niet. Ik wil het liever confrontealistisch laten klinken. Want een halve eeuw geleden hadden we nog mogelijkheden genoeg, maar als we onze goede voornemens maar blijven uitstellen, dan verdwijnen ze één voor één in het Dossier Te Laat, Teloor en Tevergeefs. Laten we maar eens gaan kijken wat het betekent om ons, voor de broodnodige verandering, hoogvolwassen te gaan gedragen, of sterker nog: wat erbij komt kijken om een hoogvolwassen beschaving te zijn’.

Dhr. Luis: ‘Zoals ik al zei bij de hoogvolwassen organisatie: kansloos! Volgens mij ben jij niet alleen maar een verband aan het leggen tussen die twee, je bent ze gelijk aan elkaar aan het stellen. Ja, dat is het! Als we samenwerken om te falen, dan zullen we ook samenleven om uit te sterven. Heb ik gelijk of niet?’

Prof. Pels: <glimlacht>

Van onverbeterlijke optimist naar confrontealist

Geschrapt hoofdstuk 27-DZS-8


‘Schrijven is schrappen’, zei Simon Carmiggelt en de man had gelijk. Iedere auteur weet het: zonder het adagium ‘kill your darlings’ ga je het niet redden met je manuscript, hoe mooi je ook vindt dat je alinea’s zijn geschreven en hoe belangrijk je ook denkt dat je boodschap is. Dit artikel is één van die hoofdstukken die tijdens de eindredactieronde van het manuscript van De mens als grens in zijn geheel zijn geschrapt. Ik neem ze één op één over, dus je kunt in de tekst verwijzingen naar eerdere of latere hoofdstukken tegenkomen, gebaseerd op de structuur van het manuscript van dat moment. Toch kun je elk geschrapt hoofdstuk lezen als een zelfstandig artikel. Hopelijk maakt het je nieuwsgierig naar wat er uiteindelijk aan hoofdstukken in het inmiddels gepubliceerde boek is overgebleven.

Met dank en dapper schrappende groet,

Bart Flos


Een optimist is een slecht geïnformeerd pessimist.
Theo Maassen

Prof. Pels: ‘Hoe maak je een transformatie door van onverbeterlijke optimist naar confrontealist? Hoe ga je van ‘een hoopvolle toekomst’ naar ‘een frontale confrontatie met op feiten gebaseerde klimaatrealiteit’? Dat is een heel interessant proces en in mijn geval duurde het ongeveer vijf jaar. Toen ik in 2015 Vooruitkijken voor gevorderden schreef (‘Hoop voor de toekomst van mensaap en moederplaneet’), was net de klimaatconferentie in Parijs geweest. Ik noteerde daarover het volgende:

‘Ten tijde van het schrijven van dit boek waren de leiders van de 196 landen van de wereld in Parijs bijeen om expliciete overeenstemming te bereiken over de aanpak van de klimaatopwarming. We zijn de grens van één graad opwarming gepasseerd en alle inspanningen zijn gericht op die nieuwe virtuele grens van twee graden. De gemaakte afspraken zijn weliswaar niet bindend, maar toch veelbelovend. Al die landen hebben toch maar mooi expliciete overeenstemming bereikt over de aanpak van een gemeenschappelijk probleem. Het zal een test zijn voor de eensgezindheid van de mondiale samenleving. Zijn wij in staat om te leren van ons verleden en hier in het heden die maatregelen te nemen die de toekomst van de generaties na ons zeker stellen? Zijn wij in staat om de zelfgecreëerde gemeenschappelijke vijand recht in de ogen te kijken? Ik denk van wel, maar daarvoor zullen we eerst al onze neuzen moeten richten’ (blz. 138/139).

Merk op dat ik maar liefst twee keer de woorden ‘expliciete overeenstemming’ gebruikte om mijn hoop kracht bij te zetten, dat er nu toch écht wat ging gebeuren. En ik stelde twee belangrijke gesloten existentiële gewetensvragen, die ik al even hoopvol bevestigend beantwoordde (dat is te zeggen, ik zei ‘ik denk van wel’).

Het concept ‘expliciete gezamenlijke overeenstemming’ is een prachtig generiek begrip en kan heel goed worden gebruikt als inleiding van bijvoorbeeld een discussie over controversiële onderwerpen als racisme, ongelijkheid of klimaatverandering. Je vraagt dan aan de deelnemers om eerst eens uit te leggen wat zij verstaan onder die kernbegrippen, vóórdat je begint. Je kunt namelijk heel lang in een impliciet misverstand met iemand zitten te discussiëren, als je vooraf geen expliciete overeenstemming hebt bereikt over definities en begrippen. Probeer het zelf maar als er weer eens een discussie met familie, vrienden of collega’s ontstaat over bijvoorbeeld politiek (extreemrechts versus extreem-links), cultuur (geloofsovertuiging versus onverdraagzaamheid) of wetenschap (fake news en samenzweringstheorieën versus rationaliteit, logica en feitenkennis). Roep ‘stop!’ en vraag het gezelschap eerst maar eens om een zo objectief mogelijke definitie te geven van bijvoorbeeld racisme, religie of de definitie van waarheid, werkelijkheid en realiteit. Het zal al een uitdaging genoeg zijn om daar expliciete gezamenlijke overeenstemming over te bereiken, vóórdat de discussie begint.

Blijkbaar kun je, zoals tijdens de klimaatconferentie van Parijs feitelijk gebeurde, ook ‘impliciete gezamenlijke overeenstemming’ bereiken over helemaal niets doen, over niet ingrijpen en over doorgaan op het oude pad. De klimaatafspraken waren immers niet bindend en het werd aan de landen zelf overgelaten of en hoe ze hun economische en politieke beleid wilden aanpassen, teneinde de totale opwarming tot anderhalve graad Celsius te beperken. Het was dus kiezen tussen economische groei of ecologische bescherming, tussen het welzijn en welbevinden van de huidige generatie of dat van alle toekomstige generaties.

Het werkelijke probleem is natuurlijk dat dat voor de meeste landen helemaal geen keuze ís: ‘economische groei’ is in de algemene beleving synoniem voor ‘welzijn, welbevinden en welvaart’. Economische groei is een uitgangspunt, een absolute must, een no-brainer. ‘We willen best wat aan klimaatverandering doen als het persé moet, maar de economie moet natuurlijk wel blijven draaien’. Stel je voor dat jij de leider bent van een van de deelnemende landen aan een klimaatcongres, wat zou jij doen nadat je in je verkeersvliegtuig terug naar huis was gevlogen en jouw eenkennige, kortzichtige en zelfzuchtige kiezers weer in de ogen moest kijken?

In Vooruitkijken voor gevorderden schets ik een hoopvolle toekomst (één van de vele mogelijke toekomsten) waarin de menselijke soort haar meningsverschillen bijlegt (‘het honderdjarenplan’) en zich vervolgens toelegt op ruimtereizen, eerst naar de andere planeten in het zonnestelsel en uiteindelijk richting de sterren. In mijn hoopvolle kijk op de exponentiële ontwikkeling van onze technologie, extrapoleer ik de schier eindeloze mogelijkheden daarvan als positieve, hoopvolle en constructieve vooruitgang. Waarom zouden we dan niet met enorme ruimtecarrousels de sterren tegemoet kunnen gaan om de bestaansparadox op te lossen? (Flos, 2016)

In mijn optimistische toekomstscenario gaan we, vanaf 2030, binnen honderd jaar van fundamentele verdeeldheid naar mondiale unificatie, terwijl we de aarde geschikt maken als thuisbasis en basisstation voor onze exploratie van de kosmos (door allereerst onze groei-economie ondergeschikt te maken aan flora, fauna, milieu en klimaat). In dat toekomstscenario hebben we onze slechte gewoontes afgeleerd – zoals het onleefbaar maken van de enige planeet die we hebben – zodat we die destructieve instelling niet zullen meenemen in onze ruimteschepen. Het is altijd goed om als space explorer een nobele boodschap bij je te dragen, iets in de zin van ‘leer van je gemaakte fouten op Moeder Aarde, in vredesnaam, herhaal ze niet en laat die andere planeten een beetje heel alsjeblieft’. Uiteraard behandel ik in mijn hoopvolle boek óók de door onszelf veroorzaakte klimaatopwarming en andere natuurrampen. Als futuroloog werp ik mijn blik nog eens duizend en tienduizend jaar in de toekomst en daar ontkomen we natuurlijk niet aan de gevolgen van ons laagvolwassen gedrag. Ik besteed in Vooruitkijken voor gevorderden meer dan genoeg aandacht aan alle problemen, oorzaken en gevolgen van het gedrag van de mens op aarde, maar ik probeer ze ook op te lossen, zoals een goede probleemanalist behoort te doen. Maar ja, toen noemde ik mezelf nog een onverbeterlijke optimist.

En hoe is het sinds 2015 verdergegaan met onze atmosfeer? Omdat alle landen in plaats van ‘expliciete gezamenlijke overeenstemming’ slechts een ‘impliciet gezamenlijk misverstand’ hadden aangewakkerd om ‘gelukkig niets te hoeven doen’ zijn we (1) met nog eens 500 miljoen mensen gegroeid, (2) hebben we een additionele 250 gigaton CO2 aan de atmosfeer toegevoegd en (3) steeg het gehalte CO2 verder van 401 naar 418 ppm.

Een ongemakkelijke waarheid

Ik kan me voorstellen hoe Al Gore zich moet voelen in het hier en nu. Want sinds hij zijn documentaire An Inconvenient Truth uitbracht in 2006 (met bijbehorend boek) zijn we niet bepaald wakker geschud. Documentaire en boek veroorzaakte destijds niet alleen behoorlijk wat klimatologische opschudding, maar ook nogal wat kritiek, omdat hij hier en daar de wetenschappelijke feiten verdraaide en er aantoonbare fouten in zaten. Dat is overigens een gebruikelijke tactiek van klimaatsceptici om de aandacht van de kernboodschap af te leiden: disproportioneel veel aandacht besteden aan fouten en onregelmatigheden die in dit soort complexe materie onvermijdelijk opduiken, waaromheen je vervolgens een mediastorm creëert. Daardoor lijkt gehele de boodschap invalide en haken mensen af.

In 2007 kwam dan ook de ‘counter-documentaire’ The Great Global Warming Swindle uit, maar dat was een samenraapsel van amateur-wetenschap, achterhaalde informatie, verdraaide feiten, halve waarheden en pertinente onwaarheden. De wetenschappelijke gemeenschap liet er geen spaander van heel. Dat weerhield de klimaatscepticus er echter niet van om beide documentaires aan te grijpen om zo lekker in de eigen waarheidsbubbel en echoput te kunnen blijven zitten. Het ís nou eenmaal een ongemakkelijke waarheid, omdat het tegelijkertijd allesomvattend is én concreet ingrijpt op ieders persoonlijke leven. Inmiddels kunnen we het beter een existentiële waarheid te noemen, of zelfs een catastrofaal destructieve waarheid, maar ik betwijfel of dat goede titels zijn voor een documentaire. Ik denk niet dat het sowieso ook maar íets zal uitmaken voor de kennis en het begrip van de gemiddelde mens over dit complexe onderwerp.

In 2017 bracht Al Gore An inconvenient Truth 2 uit en het zal duidelijk zijn dat er sinds die tijd niet veel is veranderd aan onze gewoontes. Tussen beide delen (1) groeide de wereldbevolking met nog eens een miljard individuen, (2) voegden we nog eens 500 gigaton CO2 toe aan de atmosfeer en (3) steeg het CO2-gehalte van 381 naar 418 ppm. Het pleit voor hem dat hij toch optimistisch blijft, positieve ontwikkelingen ziet en nog hoop heeft voor de toekomst van de mensheid. Want de broeikasmoed zou je ervan in de opwarmingsschoenen kunnen zinken.

Toen kwam het coronapandemie van 2020/2022 en zakten we jammerlijk door het existentie-ijs. Want we slaagden er aan de ene kant wél in om onze gezamenlijke medische kennis, techniek en logistiek te gebruiken om binnen een jaar verschillende werkzame vaccins te ontwikkelen. Het is een hartverwarmend bewijs van de kracht van mondiale samenwerking, gebaseerd op het fundament van een stabiele mondiale infrastructuur en een professionele wetenschappelijke gemeenschap. Maar aan de andere kant gingen die vaccins eerst naar de rijke westerse landen en de rest had het nakijken. Daardoor konden virusmutaties zich vrij ontwikkelen in landen waar de vaccinatiegraad laag was en dat verlengde de pandemie onnodig. Niks één voor allen, allen voor één, niks algemeen welzijn en welbevinden. We gedroegen ons op het allerhoogste niveau heel voorspelbaar als eenkennige, zelfzuchtige en kortzichtige groepsprimaten.

De farmaceutische industrie maakte vervolgens miljardenwinsten op die vaccins (en verhoogden de prijzen halverwege) en overal ter wereld ontstond een wilde handel in medische hulpmiddelen zoals mondkapjes en testkits, omdat overheden grote sommen geld uittrokken om het virus te bestrijden. Wereldwijd werden er biljoenen dollars ter beschikking gesteld en wie wil daar nou niet een graantje van meepikken? Het is ronduit beschamend om te zien hoe weinig kapitaal er momenteel, in vergelijking met de pandemie, voor het aanpakken van klimaatopwarming wordt uitgetrokken.

Gezakt!

We zijn collectief jammerlijk gezakt voor het corona-examen en we lijken ons daar niet eens voor te schamen. Want we haastten ons om onze goede oude economie in ere te herstellen en we konden niet wachten onze oude gewoontes weer op te pakken. Dat ging gepaard met een ongekende boost in de uitstoot van CO2. In het hersteljaar 2021 stootten we met zijn allen alweer 36 gigaton CO2 uit en dat was evenveel als in 2019, waarmee de reductie in het coronajaar 2020 (34 gigaton) volledig teniet werd gedaan Als logisch gevolg steeg het CO2-gehalte in onze atmosfeer in 2022 naar 418 ppm. Het maakt dus niet zoveel uit wát we meemaken, migratieconflicten, pandemieën, extreem weer, klimaatrampen; the economic show must go on. En dat deed hij.

Aldus liep mijn onverbeterlijke enthousiasme een flinke deuk op en transformeerde ik noodgedwongen tot een confrontealist. Het resultaat daarvan zie je terug in dit boek. Dat wil niet zeggen dat ik een hopelessimist (een hopeloze pessimist) of een fatalarmist (een fatalistische alarmist) ben geworden, integendeel. Ik probeer ons gezamenlijk inzicht te vergroten door mijn roze bril af te zetten en die te vervangen door een scherpere, confronterende, meer realistische blik op de werkelijkheid. De bijbehorende toon is wellicht wat harder, maar hopelijk vooral duidelijker. Want het gaat uiteindelijk om de existentiële vragen der mensheid: wie zijn we, waar staan we, wat willen we? Op basis daarvan kunnen we bepalen waar we naar toe gaan, voordat het voor ons bepaald wórdt. En dat lijkt me al confronterend genoeg’.

Dhr. Luis: ‘Ik ben verbaasd. Ik dacht dat jullie wetenschappers met geen mogelijkheid uit jullie gecalculeerde wereld van kansen en mogelijkheden waren te krijgen. Dat jullie koste wat kost naar de laatste theoretische strohalm blijven zoeken, om ons allemaal een goed gevoel te geven. Dat jullie geloof onwankelbaar is en dat jullie dat tot de laatste snik zullen volhouden’.

Prof. Pels: ‘De wetenschappelijke methode is niet iets waar je zozeer in gelóóft, meneer Luis. Althans niet zoals mensen geloven in onzichtbare almachtige entiteiten, kwakzalverij, pseudowetenschap en samenzweringstheorieën. De wetenschappelijke methode is iets dat je professionele denken en doen bepaalt. Het dirigeert je handelen, juist omdat je collega-wetenschappers precies dezelfde universele methode hanteren. En reken maar dat ze je het vuur na aan je schenen zullen leggen, als je aankomt zetten met zwak-onderbouwde, vage nonsens of met een hoop blabla zonder substantie. Wetenschappers zijn mee-do-gen-loos kritisch onder elkaar. Maar als je dat allemaal doorstaat, als je hypothese een wetenschappelijke theorie wordt, als peerreviews je bevindingen bevestigen, dan wordt theorie werkelijkheid en dan ontstaat er een nieuw paar schouders waar we op kunnen gaan staan’.

Dhr. Luis: ‘Jullie zijn een mooi incestueus clubje bij elkaar ja…’.

Prof. Pels: <negeert Dhr. Luis volkomen> ‘Maar misschien nog wel de belangrijkste eigenschap van de wetenschappelijke gemeenschap is, dat we van mening kunnen veranderen. Dat we geen dogma’s aanhangen. Dat als de feiten ons een andere kant op wijzen, we bereid zijn om onze hypothese, onze theorieën, onze stellingen en onze formules aan te passen aan deze nieuwe inzichten. Waar we echter geen rekening mee gehouden hebben – waar we geen rekening mee wíllen houden – is dat we onze mening ten aanzien van de overleefbaarheid van de menselijke soort als gehéél moeten herzien. Dat we niet hebben ingezien dat onze dilemma’s, barrières en paradoxen binnen onszelf liggen. Dat we onze eigen grens zijn’.

Dhr. Luis: ‘Ik zeg niks…’

Prof. Pels: ‘Alle vooruitgang die we als menselijke soort hebben geboekt de afgelopen tweehonderd jaar staat op losse schroeven. Alles wat we hebben bereikt kan ons zomaar worden ontnomen. Gelukkig ben ik niet de enige die zich hier bezorgd over maakt. Er zijn serieuze historici, onderzoeksjournalisten en auteurs die de moeite hebben genomen om alles voor ons op een rijtje te zetten en twee daarvan hebben ons zes graden warmer op een onbewoonbare planeet gepositioneerd. Laten we maar eens kijken wat zij ons te vertellen hebben’.

Dhr. Luis: ‘Nog meer doemdenkers? Laat ze maar komen!’

De frontale confrontatie met ons eigen geweten

Geschrapt hoofdstuk 26-DZS-7


‘Schrijven is schrappen’, zei Simon Carmiggelt en de man had gelijk. Iedere auteur weet het: zonder het adagium ‘kill your darlings’ ga je het niet redden met je manuscript, hoe mooi je ook vindt dat je alinea’s zijn geschreven en hoe belangrijk je ook denkt dat je boodschap is. Dit artikel is één van die hoofdstukken die tijdens de eindredactieronde van het manuscript van De mens als grens in zijn geheel zijn geschrapt. Ik neem ze één op één over, dus je kunt in de tekst verwijzingen naar eerdere of latere hoofdstukken tegenkomen, gebaseerd op de structuur van het manuscript van dat moment. Toch kun je elk geschrapt hoofdstuk lezen als een zelfstandig artikel. Hopelijk maakt het je nieuwsgierig naar wat er uiteindelijk aan hoofdstukken in het inmiddels gepubliceerde boek is overgebleven.

Met dank en dapper schrappende groet,

Bart Flos


Geweten: een soort multifunctionele ruimte in ons hoofd met verplaatsbare tussenwanden.
Lévi Weemoedt

Dhr. Luis: ‘Een frontale confrontatie met ons eigen geweten? Welk geweten? Nee, dat gaat ons niet helpen. Hoogstens tijdelijk. Of een beetje’.

Prof. Pels: ‘Luister nou even wat ik daarover te vertellen heb’.

Dhr. Luis: ‘Oké, sorry. Ga je gang’.

Prof. Pels: ‘Zoals we zojuist hebben gezien in het voorbeeld van hebzucht, is empathie tonen voor je medemens best moeilijk, negatieve empathie tonen is nog veel moeilijker. We moeten ons dan verplaatsen in iemand die ‘slecht’ is terwijl we zelf vinden dat we ‘goed’ zijn. Maar CEO’s, boardroom members en aandeelhouders vinden zichzelf helemaal niet ‘slecht’, zij vinden zichzelf ‘goed’ omdat ze zoveel omzet en winst maken, zoveel ‘goed doen’ voor hun personeel, voor de business en voor de filantropie. Zij redeneren niet veel anders dan wij, als onze baas ons eenmalig een dubbele bonus belooft voor een ‘speciaal klusje’, waar we niemand iets over mogen vertellen. Of als wij als ‘management’ een salarisverhoging van dubbele cijfers mogen incasseren, terwijl de rest van het personeel het met een magere CAO-verhoging moet doen. We zullen er niet tegen protesteren, want ‘binnen is binnen’. Heb jij wel eens geprotesteerd tegen een bonus of salarisverhoging? Of gewetensbezwaren gehad toen je financieel werd bevooroordeeld ten opzichte van je directe collega’s? Zeg eens eerlijk?’

Dhr. Luis: ‘Mijn antwoord zal je niet meer verbazen en met het gevaar in herhaling te vallen: nee, ik heb nog nooit geprotesteerd tegen meer geld. Binnen is binnen. Als ik het niet aanneem, krijgt iemand anders het. Dus ja, binnenharken die handel’.

Prof. Pels: ‘Goed om te weten. Maar er is meer over te vertellen. Mensen hebben een kort geheugen en een zwakte voor rijkdom, beroemdheid én beruchtheid. Vergeet niet dat na de bankencrisis van 2008, toen bankiers en beleggers onmetelijk rijk werden over de ruggen van miljoenen huiseigenaars, de overheid van de VS ze te hulp schoot met biljoenen dollars aan staatsteun en ervoor zover ik weet slechts één – ik herhaal: slechts één – bankier/belegger is vervolgd voor wat alleen maar omschreven kan worden als diepcrimineel gedrag (Lewis, 2015). De geschiedenis is zelden rechtvaardig naar de daders toe. Zo is veruit het grootste deel van alle oorlogsmisdadigers na de Tweede Wereldoorlog aan hun vervolging ontsnapt. Velen daarvan leefden nog tientallen jaren in onopvallende banen op onopvallende plekken. Wat niet wordt bestraft wordt impliciet beloond. Dat houdt ongewenst schadelijk gedrag in stand en daarom herhaalt de geschiedenis zich waar het gaat om onverdraagzaamheid, racisme en genocide, zoals we in de Joegoslavische Oorlogen hebben gezien. En waar het gaat om paranoia, onverdraagzaamheid en territoriumdrift zoals we in de oorlog van Rusland en Oekraïne kunnen zien.

Ieder individu heeft een verhaal om het eigen gedrag goed te praten. Als je dat doet vanuit de top van de grote groep dicteert het pedagogisch principe, zoals ik heb beschreven in hoofdstuk 3, dat het oké is, dat het gedrag is dat als voorbeeld kan dienen voor anderen, dat het prima is om het gedrag te adopteren en door te zetten. Als sociale groepsprimaten conformeren we ons ook nog eens aan de prevalerende atmosfeer binnen onze kleine groepen. We kijken om ons heen, passen ons aan en nemen elkaars gedrag over voor overleving en voortplanting. Ieder individu gedraagt zich gemiddeld genomen als jager-verzamelaar; ieder collectief van mensen gedraagt zich gemiddeld genomen als een individuele jager-verzamelaar en de gehele menselijke soort gedraagt zich gemiddeld genomen als één jager-verzamelaar. Dat is das Gesamtergebnis der Gesamtergebnisse van de menselijke soort en dat is de overkoepelende boodschap die we in dit boek aan het opbouwen zijn. Er wordt een hoop duidelijk als we onze culturele maskers afzetten.

Zelf verdiend

Laten we duidelijk en eerlijk naar elkaar zijn en ons frontaal met onszelf en ons eigen geweten confronteren. Reken eens uit wat het betekent om, laten we zeggen, tien procent alles wat je waard bent in te leveren voor het ‘grotere goed’, de overleving van de menselijke soort op de lange termijn. In harde cijfers: op een modaal bruto-inkomen van € 36.500 per jaar is dat € 3.650, oftewel iets meer dan € 300,00 per maand. En uiteraard ook nog tien procent van je spaargeld, je winst op je beleggingen en de overwaarde op je huis. Je moet dat overmaken naar een centrale bankrekening van de wereldregering, The United Federation of Nations (of The Global Conglomerate of Countries) die het totaal van al die miljarden overboekingen gaat gebruiken om op mondiale schaal milieuvervuiling, de vernietiging van de biodiversiteit en klimaatopwarming aan te pakken. Zelfs al zou je het serieus overwegen, dan zou je eerst willen weten waar dat geld werkelijk naartoe gaat. Wie beheert dat ‘werkkapitaal’ en wie bepaalt waar al dat ‘verbetergeld’ aan wordt besteed? Dat is een terechte grondhouding en dat zou iedereen wel willen weten. Iedereen redeneert op dezelfde manier, vanuit het eigen ik en altijd ‘in het belang van het eigenbelang’ en dat van de eigen kleine groepen.

Het maakt daarbij niet uit hoeveel kapitaal of vermogen je hebt. Duizenden, honderdduizenden, miljoenen of miljarden euro’s of dollars: het is van jou. Je hebt er hard voor gewerkt. Je gaat daar niet zomaar tien procent van ‘weggeven’, want je kent die ‘andere mensen’ niet. Zo zal de top van Booking.com uit het vorige hoofdstuk ook een dergelijke redenering hebben gebruikt. Ze hebben het zelf verdiend. ‘Andere mensen begrijpen gewoon niet wat wij iedere dag moeten doen om de zaak hier draaiende te houden’. Het maakt dus niet uit hoe belangrijk/onbelangrijk, machtig/onmachtig of rijk/arm je bent: je denkt en redeneert altijd als individuele jager-verzamelaar (hoe zou je anders kunnen?) en dat straal je uit naar je omgeving.

In beroep gaan

Een voorbeeld op lager niveau: als de rechtbank een milieuvervuiler heeft beoordeeld en veroordeeld tot boetes, inclusief dwingend opgelegde, ingrijpende maatregelen om verdere schade te voorkomen en de organisatie gaat er vervolgens tegen in hoger beroep, wat zegt dat dan over de veroordeelde? Waarom is ze zelf niet tot dat oordeel gekomen ten tijde van de overtreding? Waarom heeft ze haar geweten niet gereinigd voordat ze de omgeving vervuilde? Het is alsof je op heterdaad wordt betrapt: je was niet van plan om je gedrag aan te passen, sterker nog, als je niet was betrapt dan was je ermee doorgegaan, dan was het nog schadelijker geworden voor de omgeving. Maar je bent op heterdaad betrapt en je bent veroordeeld. Dus nu ga je je gedrag wél verbeteren, nu heb je ineens het licht gezien. Maar is dat dan wel van harte? Is dat nobel gedrag?

Nog maar een paar vragen dan:

  • Wat brengt een CEO van een conglomeraat dat handelt in olie, gas en kolen ertoe om de ogen te sluiten voor de schadelijke gevolgen van de bedrijfsvoering voor klimaat, milieu en biodiversiteit dat inmiddels voor iedereen te zien is?
  • Wat zegt een directeur van een chemische fabriek tijdens het diner tegen zijn partner en kinderen over de jarenlange lozing van giftige stoffen in het oppervlaktewater, dat alleen maar door de noeste en vasthoudende inspanningen van een onderzoeksjournalist boven water is gekomen?
  • Welke excuses gebruiken de leden van de Raad van Bestuur van een internationale plasticsproducent om de opeenhoping van microplastics in de rivieren, meren en oceanen van de wereld te rechtvaardigen?
  • Welke verhalen vertellen de allerrijksten der aarde tegen zichzelf en aan anderen om hun hebzuchtige gedrag goed te praten? Wat maakt dat ze desondanks glimlachend in slaap vallen iedere avond, omringd door de cumulatieve rijkdom als bijvangst van hun handelen?

Wat denk jij?

Veroordeeld worden en in hoger beroep gaan betekent dat…’

Dhr. Luis: ‘Stop, stop, stop! Je hebt me wéér gevraagd wat ik denk en ik ga daar wéér op reageren. Daarvoor zitten we hier tenslotte aan dat irritant kleine opklaptafeltje van jouw hoogte-helikopter’.

Prof. Pels: ‘Ga je gang’.

Dhr. Luis: ‘Ik zal kort zijn. Die CEO, die directeur, die leden van de Raad van Bestuur en die allerrijksten der aarde práten daar helemaal niet over. En als ze het doen dan is het alleen maar met hun advocaten. Om er op slinkse wijze onderuit te komen. Het is geen onderwerp van gesprek voor ze, omdat ze voortdurend in hun gelijk worden gehouden door de mensen direct om hen heen. Het interesseert ze geen biet wat hun handelen voor anderen of voor hun omgeving betekent, omdat ze het niet (willen) zien of er niet over (willen) praten. Het is geen onderdeel van hun belevingswereld’.

Prof. Pels: ‘Je zei dat je kort zou zijn’.

Dhr. Luis: ‘Ja, hallo! Jij loopt steeds te oreren hier. Mag ik ook eens een keertje?’

Prof. Pels: ‘Ik maakte een grapje. Blijkbaar geen leuk grapje. Maar ik ga weer door met mijn oratie. Waar was ik? Help me even…’

Dhr. Luis: ‘Veroordeeld worden en in hoger beroep gaan betekent dat…’

Prof. Pels: Oh ja. Veroordeeld worden en in hoger beroep gaan betekent dat je je eigen gedrag, je specifieke daden en de gevolgen daarvan, niet ziet als iets ‘slechts’, als iets dat veroordeeld mág worden. Veroordeeld worden en in hoger beroep gaan betekent dat je verontwaardigd bent over het ‘onrecht’ dat je wordt aangedaan. Waar is het stemmetje van je geweten gebleven? Kijk bijvoorbeeld eens naar de multinational, de supermajor Shell, een van de zes grootste staats-onafhankelijke oliemaatschappijen van de wereld. Ze wisten niet hoe snel ze in beroep moesten gaan, nadat ze in 2021 veroordeeld waren tot het terugdringen van niet alleen hun eigen CO2-uitstoot, maar ook die van hun toeleveranciers. ‘Waarom wij en die anderen niet?’ klonk het in gekrenkte verontwaardiging. ‘Waarom moeten wij alleen boeten voor het CO2-probleem?’

Veroordeeld worden en in hoger beroep gaan betekent dat het morele en ethische besef van wat je doet volledig afwezig was toen je het deed. Als je niet was veroordeeld zou je ermee doorgegaan zijn, tenzij ‘iedereen’ ermee was gestopt. Dan was je daar misschien in meegegaan, maar sowieso niet als het de groei-, omzet- en winstdoelstellingen had bedreigd. Want stel je een massa ontevreden aandeelhouders voor; wat een nachtmerrie! Daar schiet een voorzitter van de Raad van Bestuur zwetend van wakker in het midden van de nacht, want oh wee als hij zijn boot moet verkopen (dankjewel STER-reclame uit 1988).

Veroordeeld worden en in hoger beroep gaan betekent dat je geen geweten meer hébt. Het stemmetje is niet verstomd, de bron van het stemmetje is verdwenen. Het is vervangen door cognitieve dissonantie, selectieve perceptie, window dressing, kortzichtigheid, eenkennigheid en zelfzuchtigheid. Het is de stem van Homo sapiens. Das Gesamtergebnis van dat gedrag veroorzaakt klimaatopwarming, milieuvervuiling en de vernietiging van de biodiversiteit, hetgeen op de lange termijn kan leiden tot het instorten van de mondiale infrastructuur en zelfs de potentiële uitsterving van de menselijke soort. We staan erbij en kijken ernaar en dat is waarlijk een groot probleem.

Uitstelgedrag was nog nooit zo gevaarlijk. Hoe langer we wachten om onze grote problemen aan te pakken, hoe meer kapitaal er cumuleert bij slechts enkelen. Hoe meer kapitaal er cumuleert, hoe machtiger en krachtiger de grote groepen worden. Hoe meer macht en kracht zich samenbundelt in de kleine groepen aan de top, hoe meer invloed en controle er wordt uitgeoefend over de mensen en middelen die nu juist nodig zijn om onze mondiale overlevingsproblemen op te lossen. Hoe groter de ongelijkheid in de wereld, hoe meer samenlevingen geneigd zijn een ruk naar rechts te maken en zich in de armen te vleien van de eerste de beste populistische, nationalistische, klimaatsceptische, anti-intellectuele, anti-wetenschappelijke, xenofobische demagoog die zegt dat hij het allemaal gaat oplossen (maar dan wel ten koste van vrijheid, gelijkheid en broederschap en met de agressieve veroordeling en meedogenloze vervolging van elke kwetsbare minderheid die voor het grijpen ligt).

De superrijken en de demagogen van deze wereld gaan onze grote problemen niet voor ons oplossen. Integendeel, door zichzelf op exorbitante wijze zóveel kapitaal en macht toe te eigenen, wordt de ongelijkheid in de wereld niet alleen tot ongekende proporties vergroot, maar is het ook een onderwerp geworden waar we met al te veel gemak overheen lezen. We vereren de superrijken als helden maar we zouden ze wellicht eerder moeten verdoemen als superschurken. Laten we maar eens gaan kijken wat superrijk écht betekent’.

Dhr. Luis: ‘Graag. Een onderwerp naar mijn hart’.

Over ongebreidelde hebzucht

Geschrapt hoofdstuk 25-DZS-6


‘Schrijven is schrappen’, zei Simon Carmiggelt en de man had gelijk. Iedere auteur weet het: zonder het adagium ‘kill your darlings’ ga je het niet redden met je manuscript, hoe mooi je ook vindt dat je alinea’s zijn geschreven en hoe belangrijk je ook denkt dat je boodschap is. Dit artikel is één van die hoofdstukken die tijdens de eindredactieronde van het manuscript van De mens als grens in zijn geheel zijn geschrapt. Ik neem ze één op één over, dus je kunt in de tekst verwijzingen naar eerdere of latere hoofdstukken tegenkomen, gebaseerd op de structuur van het manuscript van dat moment. Toch kun je elk geschrapt hoofdstuk lezen als een zelfstandig artikel. Hopelijk maakt het je nieuwsgierig naar wat er uiteindelijk aan hoofdstukken in het inmiddels gepubliceerde boek is overgebleven.  

Met dank en dapper schrappende groet,

Bart Flos


De hebzucht is de moeder van alle kwaad.
Diogenes Laërtius

Prof. Pels: ‘Dat hebzucht tot ongekende proporties kan uitgroeien hebben we kunnen zien tijdens de coronapandemie van 2020/2022. De farmaceutische industrie maakte miljardenwinsten met de verkoop van de verschillende vaccins, er waren opportunisten en profiteurs in de markt die ook een graantje mee wilde pikken, waardoor er een wilde handel in mondkapjes ontstond, waarmee schaamteloos miljoenen aan persoonlijke winsten werden binnengeharkt (zoek maar eens op ‘mondkapjesdeal’). Alle miljardairs ter wereld zagen hun vermogen met honderden miljarden dollars groeien en de armoede in de wereld werd groter. De één zijn dood is waarlijk de ander zijn brood.

Het internationale online reis- en verblijfconglomeraat Booking.com maakte het echter wel erg bont. Ze incasseerden eerst 110 miljoen euro aan overheidssubsidie, bedoelt om banen te behouden (terwijl er uiteindelijk toch een kwart van het personeel werd ontslagen) en veranderde vervolgens simpelweg de bonusvoorwaarden in het arbeidscontract van de drie CEO’s (uiteraard in overleg met de ‘belangrijkste aandeelhouders’) om een aandelenbonus van 26 miljoen euro uit te keren. Het bedrijf gaf als reden aan op deze manier ‘goede mensen’ aan de top en aan boord te willen behouden. Het laat je twijfelen over de definitie van een ‘goed mens’.

Eerlijk is eerlijk, uiteindelijk heeft Booking.com in Nederland 65 miljoen van de 110 miljoen staatssteun terugbetaald, zijnde het deel bedoeld als loonsubsidie en ze deden ook in andere landen terugbetalingen, maar dat was alleen maar omdat er massale maatschappelijke verontwaardiging ontstond, die alles in het heldere daglicht van de waarheid zette en het mondiale imago van het bedrijf aantastte. Laat je echter niet misleiden door de woorden van goedkeuring die daarna in de media volgden. Dat is ongelooflijke naïviteit volgend op krokodillentranen. Het zal me altijd blijven verbazen dat machtige, superrijke multinationals er jarenlang mee wegkomen zichzelf schaamteloos te verrijken, vervolgens op schandalige wijze misbruik maken van subsidies en overheidssteun als het even tegenzit, volop belasting ontduiken via belastingparadijzen, dat alleen maar corrigeren of terugdraaien omdat er over wordt geklaagd, om vervolgens de complimenten te mogen incasseren van de media dat het ‘zo’n goede daad’ was om dat kleingeld terug te geven.

Kleingeld inderdaad. In 2019 haalde Booking.com 4,4 miljard euro nettowinst uit een omzet van 13,4 miljard euro. De verkregen corona-overheidssubsidie was 2,5% van de nettowinst en slechts 0,8% van de omzet. Dat is hetzelfde als € 250,00 euro terugbetalen op één modaal netto jaarsalaris. Peanuts. In plaats van het aanleggen van een graanschuur met kapitaal om het personeel door slechte tijden te loodsen, kozen ze ervoor om zichzelf en de aandeelhouders te verrijken zonder zich om hun eigen personeel te bekommeren.

Negatieve empathie

Nu kunnen we natuurlijk verbolgen zijn over zoveel ongebreidelde hebzucht (dat mag en is terecht) en het is maar één voorbeeld. Maar het scheelt enorm als we hier blijk proberen te geven van iets wat ik noem ‘negatieve empathie’. Laten we ons eens verplaatsen in iemand die naar onze normen ‘slecht’ gedrag vertoont. De drie hoge heren van Booking.com waren het volstrekt met elkaar eens (‘we hebben het eerlijk verdiend’), het thuisfront was het ermee eens (‘hoe meer huizen, jachten, auto’s en dure vakanties, hoe beter’) en de aandeelhouders waren het ermee eens (‘dat gaat lekker zo, ik koop er nog een paar aandelen bij’). Want zij konden hier lekker aan verdienen om de persoonlijke doelen als jager-verzamelaar veilig te stellen. Ieder van hen onderging een proces van cognitieve dissonantie, selectieve perceptie en window dressing. Elk van hen verzon een verhaal dat de eigen daden ‘goed’ maakte, dat het eigen gedrag ‘oké’ was. Dat werd bevestigd door de leden van de kleine groepen om hen heen en dat leidde vervolgens tot een vorm van zelfbevestiging dat het gedrag aanmoedigde en versterkte.

Empathie is het je verplaatsen in de gevoelsbeleving van iemand anders. Negatieve empathie is je verplaatsen in de (vanuit jouw perspectief) negatieve gevoelsbeleving van iemand anders. Beide zijn heel erg lastig, de tweede nog wel lastiger dan de eerste. Doorgaans verbazen we ons alleen maar over de vermeende ‘slechtheid’ van anderen en we weten niet hoe snel we ons ervan moeten distantiëren. Maar wat betekent het sowieso om je te verplaatsen in het sentiment van iemand anders, als volgt gesteld in een zakelijke context:

  • Hoe laat je een CEO zich verplaatsen in een magazijnmedewerker? Door haar een paar dagen het werk te laten doen van een magazijnmedewerker.
  • Hoe zou een magazijnmedewerker zich kunnen verplaatsen in de dagelijkse werkzaamheden van een CEO? Door hem een paar dagen inzicht te verschaffen in de dagelijkse beslommeringen van een CEO.
  • Hoe laat je een directeur van een logistieke dienstverlener stoppen met het vloeken op de door heftrucks veroorzaakte schade aan de deurposten van het magazijn? Door hem een paar dagen tot heftruckchauffeur te demoveren.
  • Hoe krijg je de manager van een callcenter zover om de werkdruk te ervaren waarover zoveel geklaagd wordt? Door haar een headset te geven en regelmatig een dagdienst mee te laten draaien in het rumoerige kippenhok van headsets, monitoren en scripts.
  • Hoe krijg je de drie CEO’s van Booking.com zover om ze te laten meevoelen met het leed dat ze met hun ongebreidelde hebzucht aanrichtten? Door ze bij de gezinnen thuis uit te nodigen die door het ontslag van de kostwinner diep in de financiële problemen terecht zijn gekomen.

Hoe groter de onderneming, hoe meer afstand tot de werkvloer. Hoe groter de politieke partij, hoe meer afstand tussen de leiders en het volk. Hoe groter het land, hoe groter de afstand tussen kabinet en landgenoten. Het volgt netjes het pad van de verwantschapscirkel, van binnen naar buiten.

‘Hebzucht is goed’

Als we maar lang genoeg binnen de veilige muren van onze eigen kleine groepen verblijven wordt het eigen groepsgedrag uiteindelijk als ‘normaal’ gezien, onafhankelijk wat objectief als moreel of ethisch juist kan worden beschouwd. Geen enkel moment heeft er iemand in de boardroom van Booking.com ‘Stop!’ geroepen en gezegd ‘Waar zijn we mee bezig? Is dit ethisch gezien wel verantwoord gedrag? Wat is onze moraal hier? Moeten we ook niet aan ons personeel denken? Laten we eens naar onszelf in de spiegel kijken!’ Groepsconformatie, collectieve normverlaging, eigenbelang, selectieve perceptie en cognitieve dissonantie, gecombineerd met de isolatie van kleine groepen aan de top van de hiërarchie, versterken dit gedrag. Er is geen ‘stem van het geweten’ meer, die ze tijdig kan influisteren dat het immoreel is wat ze doen. Immoreel gedrag is moreel geworden. Hebzucht, bij gebrek aan een beter woord, is ‘goed’ geworden (dankjewel Gordon Gekko uit Wall Street).

Het toepassen van het principe van ‘negatieve empathie’ houdt in, dat als wij willen begrijpen waarom superrijke mensen en hun machtige organisaties doen wat ze doen en waarom ze dat ‘goed’ vinden, wij op onze beurt onze definitie van ‘goed’ en ‘slecht’ moeten her-kalibreren. Wij moeten ons proberen te verplaatsen in de luxe, leren stoelen van een hermetisch afgesloten, geluiddichte boardroom, waar het gemompel en de protesten van het volk niet kunnen worden gehoord. De ‘hoge heren’ vinden het net zo normaal om zich schaamteloos te verrijken, als wij het normaal vinden om te beleggen in aandelen, mee te spelen met loterijen, die prestatiebonus te incasseren of die salarisverhoging met dubbele cijfers te incasseren. Zijn wij zo verschillend als het eropaan komt? Wat denk jij?’

Dhr. Luis: ‘Zal ik jou weer eens haarfijn vertellen wat ik hierover denk? Wij zijn allemaal precies hetzelfde. Iedereen doet maar raak, maar is vooral bezig met zichzelf en wat goed is voor die verduivelde kleine groep waar je het de hele tijd over hebt: voor de eigen familie, het eigen gezin en een paar hele goede vrienden misschien. Natúúrlijk zegt niemand “nee” tegen een salarisverhoging of een andere beloning. Ben je gek geworden? Zelfs de ultieme altruïst moet iedere dag eten en drinken en alleen de zon gaat voor niets op. We zijn allemaal hetzelfde en daarom gaan we er allemaal aan. Kansloos!’

Prof. Pels: ‘Goh. Als ik een managementsamenvatting van dit boek ga schrijven, zal ik aan dit moment denken. Dank daarvoor’.

Dhr. Luis: ‘Graag gedaan, professor’.

Prof. Pels: ‘Negatieve empathie tonen, oftewel het je verplaatsen in het ‘normaal’ van iemand anders, kun je op ieder moment van de dag toetsen. Toen ik tijdens het zappen eens zo’n reality show tegenkwam, waarin crimineel gedrag live tijdens de daad wordt gevolgd, door het te filmen vanuit politiewagens, zag ik een prachtig voorbeeld. Een overvaller was betrapt en werd midden in de nacht op hoge snelheid achtervolgd door de politie. De commentator bleef maar roepen ‘hij heeft zijn lichten niet aan!’, ‘nu slaat hij af zonder richting aan te geven!’, ‘kijk nou, hij rijdt door het rode stoplicht!’, ‘hij scheurt nu tegen het verkeer in!’, ‘moet je kijken, hij haalt in over de vluchtstrook!’. Maar dat is volstrekt normaal gedrag voor een voortvluchtige crimineel! Het zou nu juist volstrekt abnormaal geweest zijn als hij zich keurig aan de verkeersregels had gehouden.

Denk daaraan de volgende keer als je je opwindt over programma’s als bijvoorbeeld Opgelicht?! of Oplichters in het buitenland, waarin tranentrekkende voorbeelden voorbijkomen van professionele kwartjesvinders die dankbaar gebruik maken van de goedgelovigheid van andere mensen. Liegen, bedriegen, stelen, domineren en manipuleren zijn volstrekt normale gedragskenmerken van een oplichter en je bent alleen maar verontwaardigd omdat je zelf zoiets nóóit zou doen. Je netjes aan de wet houden is jouw ‘normaal’ (althans, dat mag ik toch hopen).

Wat Booking.com deed (en wat talloze andere organisaties, ondernemingen, bedrijven, coöperaties en multinationals nog steeds doen) mag dan objectief gezien immoreel en onethisch zijn en het gramschap van het volk verdienen, dat zal echter niets veranderen aan het eigenlijke gedrag. Als het imago een deukje moet oplopen door even diep te buigen voor tijdelijke verontwaardiging, dan laten dit soort organisaties dat deukje berouwvol zien. Maar met het opkomende herstel van de economie zullen ze niet schromen om zo snel mogelijk weer dezelfde hoeveelheid omzet en winst te maken als voorheen en zichzelf en de aandeelhouders weer dezelfde perverse prikkels te gunnen.

Mochten ze al ooit zoiets als een stem van hun geweten hebben gehad, dan is die al lang geleden tot zwijgen gebracht. Wellicht is zelfs de bron ervan verdwenen en vervangen door een stemmetje dat zegt dat hebzucht inderdaad goed is, dat het oké is om steeds meer voor jezelf te willen, met je ellebogen te werken, almaar groter te groeien en dat het daarbij niet uitmaakt wat daarvan de gevolgen zijn voor anderen of voor de omgeving. ‘Iedereen doet het toch? Ik doe gewoon mee’. Wat is hier aan de hand? Een frontale confrontatie met ons eigen geweten lijkt me op zijn plaats’.

Dhr. Luis: ‘Geweten? Wat is dat?’

Meten is weten: De Informatiesurvival Test

Geschrapt hoofdstuk 24-DZS-5


‘Schrijven is schrappen’, zei Simon Carmiggelt en de man had gelijk. Iedere auteur weet het: zonder het adagium ‘kill your darlings’ ga je het niet redden met je manuscript, hoe mooi je ook vindt dat je alinea’s zijn geschreven en hoe belangrijk je ook denkt dat je boodschap is. Dit artikel is één van die hoofdstukken die tijdens de eindredactieronde van het manuscript van De mens als grens in zijn geheel zijn geschrapt. Ik neem ze één op één over, dus je kunt in de tekst verwijzingen naar eerdere of latere hoofdstukken tegenkomen, gebaseerd op de structuur van het manuscript van dat moment. Toch kun je elk geschrapt hoofdstuk lezen als een zelfstandig artikel. Hopelijk maakt het je nieuwsgierig naar wat er uiteindelijk aan hoofdstukken in het inmiddels gepubliceerde boek is overgebleven.

Met dank en dapper schrappende groet,

Bart Flos


Fouten maken is menselijk; struikelen is veelvoorkomend; te kunnen lachen om jezelf is volwassenheid.
William Arthur Ward

 

Dhr. Luis: ‘Ik denk helemaal niet dat mijn organisatie volwassen is. Dat heb ik je net verteld’.

Prof. Pels: ‘Dat weet ik. Maar ik neem aan dat je het nog nooit gemeten hebt. En daar gaat dit hoofdstuk over. Want meten is weten. En pas als de nulmeting hebt gedaan kun je eventuele vervolgstappen gaan organiseren, afhankelijk van de ambitie én de potentie van de organisatie’.

Dhr. Luis: ‘Oké dan, laat maar komen dan’.

Prof. Pels: ‘Organisatorische volwassenheid kun je op twee manieren meten: je laat het doen of je doet het zelf. Als je het laat doen komt er een adviesbureau bij je op bezoek en die lichten vervolgens de hele organisatie van boven naar beneden door met interviews, enquêtes en presentaties. Dat levert een omvangrijk, gedetailleerd rapport op met bevindingen en aanbevelingen op basis waarvan naar wens een verbeterprogramma kan worden opgestart. In dat opzicht zou je een onderzoek naar medewerkerstevredenheid óók een test van de organisatorische volwassenheid kunnen noemen. Maturity level assessments zijn uitstekende, maar relatief kostbare, langdurige en complexe manieren om achter je actuele volwassenheidsniveau te komen. Wellicht is er een betere manier. Beter in die zin dat het sneller tot resultaat leidt en een actievere rol toewijst aan de manager en medewerker zélf.

Als je zelf inzicht wilt krijgen in het organisatorische volwassenheidsniveau van je organisatie zijn er opnieuw twee mogelijkheden, twee testen die je kunt doen, afhankelijk van hoe je bent georganiseerd. Er is namelijk een test die de volwassenheid relateert aan een projectorganisatie, een organisatie waarvan het grootste deel van het werk bestaat uit het doen van tijdelijke projecten, denk bijvoorbeeld aan een ICT-dienstverlener of een bouwbedrijf. De resultaten van zo’n test zeggen dan iets over hoe volwassen je omgaat met de verkoop, realisatie en overdracht van projecten. Hoe worden projecten binnengehaald (acquisitie), hoe worden ze uitgevoerd (projectmanagement) en hoe worden ze in de praktijk gebracht (operatie). Deze test, de Project Prutstest, kun je vinden op de website van Het perfecte project (www.hetperfecteproject.nl).

In ons geval gaan we kijken naar de generieke variant van een organisatorische volwassenheidstest die van toepassing is op alle verschillende soorten samenwerkingsverbanden, ongeacht sector of branche. De Informatiesurvival Test analyseert de manier waarop we als sociale groepsprimaten samenwerken, hoe we ons staande houden in een zee van informatie en hoe functioneel we zijn in onze communicatie. Het is een combinatietest die vaststelt hoe we kennis en informatie toepassen binnen de organisatie (de toepassingstest) en hoe efficiënt en effectief we daarin zijn (de doelmatigheidstest). De doelmatigheidstest is feitelijk de organisatorische volwassenheidstest, maar dan in context met de manier waarop we omgaan met een informatieoverload. Je kunt de test doen op de website van De kenniskermis (www.dekenniskermis.nl).

Het resultaat van de test (de informatiesurvivalscore) wordt direct zichtbaar gemaakt in een overzichtelijk plaatje, waaruit het huidige organisatorische volwassenheidsniveau kan worden afgeleid. De test is uiteraard online beschikbaar, het kost je een minuut of vijf en iedereen kan hem op elk moment overal doen. Op individueel niveau is het feitelijk jouw persoonlijke mening, vanuit jouw positie en op basis van jouw subjectieve ervaring, over het huidige niveau van je organisatie. Maar hoe meer mensen de test doen, hoe meer statistisch significant het eindresultaat wordt en hoe objectiever de test als geheel wordt. Vanaf enkele tientallen deelnemers ontstaat er al een interessant beeld van hoe iedereen feitelijk over elkaar denkt voor wat betreft samenwerking, communicatie en informatieverwerking.

Organisatorische volwassenheid wordt uitgedrukt in hele getallen op een schaal van 0 tot 5 en het cijfer achter de komma geeft je een indicatie van de richting waarin het niveau zich ontwikkelt. Daarom is het zo belangrijk na de nulmeting op regelmatige intervallen vervolgmetingen te doen, net als bij een MTO. Met meerdere metingen houd je een vinger aan de pols als het gaat om de actuele status van het organisatorisch volwassenheidsniveau en hoe die zich ontwikkelt. Het spoort aan tot volcontinue verbeteren en dat is precies wat nodig is om de samenwerkingsbarrière te doorbreken. Als je bijvoorbeeld honderd individuele tests doet, verdeeld over verschillende groepen, teams, units en afdelingen, zowel horizontaal over de supply chain als verticaal langs de chain of command, dan ontstaat er een statistisch significant beeld van de onderlinge percepties van de organisatorische volwassenheid. Die percepties als geheel zijn het organisatorisch volwassenheidsniveau. Je ziet niet alleen het gemiddelde, maar vooral ook de onderlinge spreiding van ieder individu of kleine groep en van de gehele grote groep. Het is een frontale confrontatie met de eigen organisatorische volwassenheid zoals die door de eigen mensen wordt beoordeeld.

Het totaalplaatje

Wanneer de resultaten van de Informatiesurvival Test zijn verzameld, kan dit worden samengebracht in een overzichtelijk totaalplaatje waarin gemiddelde en spreiding in één oogopslag zijn te zien. Geprojecteerd op een ondergrond van vijf zones, van heldergroen naar bloedrood, zie je dan de horizontale lijn van het totaalgemiddelde met een wolk van incidentele scores daaromheen, de feitelijke spreiding (ook wel standaarddeviatie genoemd). Die spreiding is als het ware een indicatie van de onderlinge verdeeldheid van het volwassenheidsniveau. De datapunten binnen die wolk kunnen bestaan uit individuen binnen een team, verschillende teams binnen een afdeling of verschillende afdelingen binnen een organisatie. Maar het kunnen ook de namen zijn van teamleden of MT-leden. Het streven van iedere organisatie zou moeten zijn om een zo hoog mogelijk gemiddelde met een zo klein mogelijke spreiding na te streven. In de praktijk is het heel interessant om te zien dat we niet alleen razend nieuwsgierig zijn naar onze eigen volwassenheid, maar vooral ook willen zien hoe ánderen scoren ten opzichte van het gemiddelde en vooral ten opzichte van elkáár.

Dit overzichtelijke totaalplaatje wordt overigens niet door de website gegenereerd. De meting is individueel, persoonlijk en anoniem totdat ze door de organisatie bijeen worden gebracht voor analyse en publicatie. Het totaalplaatje wordt altijd samengesteld in gezamenlijk overleg en afhankelijk van hoe gedetailleerd de informatie kan of mag worden gedeeld en verspreid. Onverwacht lage volwassenheidsscores willen nog wel eens gevoelig liggen en niet iedereen is blij om te zien dat er soms aanzienlijk lager wordt gescoord dan de andere afdeling (of die andere collega). Dit is vooral het geval als de perceptie en verwachting van het eigen volwassenheidsniveau niet in overeenstemming zijn met de realiteit. Het kan behoorlijk gevoelig liggen’.

Dhr. Luis: ‘Bij ons lopen dan wel een hoop minkukels rond, maar ze hebben het wel heel hoog op met zichzelf, hè? Ik denk als je ze zou vragen wat ze dénken dat het volwassenheidsniveau is en je zou het daarna gaan meten, dat er een kloof ontstaat die zó groot is dat ze elkaar aan beide zijden niet meer kunnen verstaan’.

Prof. Pels: ‘Het zou een leuk experiment zijn. Ondertussen ga ik even verder:

De organisatorische volwassenheidscompetitie

Stel, we hebben ons volwassenheidsniveau gemeten en onderling vergeleken. Nu we de resultaten binnen hebben, weten we waar we staan. Maar waar ligt nu die samenwerkingsbarrière en hoe moeten we onze eigen score zien ten opzichte van die barrière? En allerminst ten laatste: wat moeten we doen als we verder willen groeien of als we onze positie willen handhaven? Ik maak daarvoor het vergelijk met een voetbalcompetitie. Het algemene beeld daarvan is duidelijk en we begrijpen het concept van het spelen in de ‘top’ of ‘subtop’ van een divisie en wat het betekent om te ‘promoveren’ en ‘degraderen’. Ter herinnering er zijn zes niveaus, van 0 tot en met 5:

– Niveau 0 | Afwezig/niet van toepassing
– Niveau 1 | Chaotisch/gedesorganiseerd
– Niveau 2 | Herhaalbaar/intuïtief
– Niveau 3 | Gedefinieerd/gestructureerd
– Niveau 4 | Gemanaged/gecontroleerd
– Niveau 5 | Geoptimaliseerd/geïntegreerd

De samenwerkingsbarrière ligt, zo hebben we inmiddels geleerd, rond niveau 2,5’. Laten we nu eens kijken wat dat betekent voor onze organisatorische volwassenheidsdivisies, met de samenwerkingsbarrière als referentiepunt. Dan ontstaat de volgende indeling in eredivisie, eerste divisie en tweede divisie. Het niveau daaronder, de amateurcompetitie onder niveau 1, laad ik hier verder onvermeld omdat dergelijke organisaties geen echte levensvatbaarheid hebben.

  1. Eredivisie: de hoogvolwassen organisatie
  • Top: niveau 3,5 tot 4,5
  • Subtop: niveau 3 tot 3,5
  • Degradatie-niveau schommelt rond niveau 3
  1. Eerste divisie: de middenvolwassen organisatie
  • Top: niveau 2,5 tot 3
  • Subtop: niveau 2 tot 2,5
  • Degradatie/promotie-niveau schommelt rond niveau 2
  1. Tweede divisie: de laagvolwassen organisatie
  • Top: niveau 1,5 tot 2
  • Subtop: niveau 1 tot 1,5
  • Degradatie/promotieniveau schommelt rond niveau 1

Dhr. Luis: ‘Daar, zie je?! Wij scoren volgens mij nog láger dan de tweede divisie en spelen vast en zeker, zonder dat we het in de gaten hebben, in de amateurcompetitie’.

Prof. Pels: ‘Dat kon nog wel eens meevallen. Ik denk dat als je het gaat meten bij jullie, je vast ergens in de tweede divisie uitkomt, misschien wel dicht tegen het promotieniveau aan. En daarom is het zo belangrijk om regelmatig een thermometer in de organisatie te steken’.

Dhr. Luis: ‘Nou, ik weet wel waar ik die thermometer in zou…’.

Prof. Pels: ‘Ik ga snel verder. Zodra we het meten van organisatorische volwassenheid als een competitie gaan zien, ontstaan er direct subtiele gevoeligheden. Iedereen wil wel in de eredivisie spelen en degradatie en demotie gaan al snel gepaard met gevoelens van verlies en schaamte. We zijn tenslotte een competitieve soort en we houden van spelletjes. Ik heb echter nog nooit een website of brochure gezien waarin staat vermeld dat ‘we het nog eens hebben doorgemeten, maar helaas moeten melden dat we vandaag gedegradeerd zijn van de eredivisie naar de eerste divisie in organisatorische volwassenheid. We hopen zo snel mogelijk weer kampioen te worden’. Geen enkele onderneming zal op de voorpagina van de bedrijfswebsite de volgende boodschap vermelden: ‘Wij, zo blijkt uit diepgravend onderzoek, zijn een laagvolwassen organisatie die er maar niet in slaagt de samenwerkingsbarrière te doorbreken. Blijft u alstublieft onze spullen kopen’. Aan de andere kant is het natuurlijk fantastisch om jezelf hoogvolwassen te kunnen noemen, als dat zojuist uit een objectief en statistisch relevante interne analyse is gebleken. Dat wil iedereen wel aan de grote klok hangen.

Het feit dat er gradaties van organisatorische volwassenheid zijn en dat je ze als een competitie kunt zien, suggereert dat we er allemaal naar zouden moeten streven om zo hoog mogelijk terecht te komen. Dat is juist. Tenminste, als je dat wilt. We hebben al gezien dat je een onderneming kunt runnen waaruit de soft skills volledig zijn verwijderd zonder dat je er echt iets van merkt. Of je daar als mens ook gezond en gelukkig kunt zijn is een tweede. Maar in plaats daarvan zouden we ervoor kunnen kiezen om alle inspanningen om in de top van de eerste divisie te spelen gewoon los te laten. We laten de hard skills dan voor de soft skills gaan en we concentreren ons alleen nog maar op de harde doelen van de organisatie. Soft skills hebben nog steeds bestaansrecht maar ze zijn ondergeschikt aan de hard skills. Met andere woorden: stel je voor dat we de bewuste keuze maken een middenvolwassen organisatie te willen zijn. Is dat wel zo erg? Laten we maar eens gaan kijken wat er dan gebeurt’.

Van nul tot vijf in zes stappen

Geschrapt hoofdstuk 23-DZS-4


‘Schrijven is schrappen’, zei Simon Carmiggelt en de man had gelijk. Iedere auteur weet het: zonder het adagium ‘kill your darlings’ ga je het niet redden met je manuscript, hoe mooi je ook vindt dat je alinea’s zijn geschreven en hoe belangrijk je ook denkt dat je boodschap is. Dit artikel is één van die hoofdstukken die tijdens de eindredactieronde van het manuscript van De mens als grens in zijn geheel zijn geschrapt. Ik neem ze één op één over, dus je kunt in de tekst verwijzingen naar eerdere of latere hoofdstukken tegenkomen, gebaseerd op de structuur van het manuscript van dat moment. Toch kun je elk geschrapt hoofdstuk lezen als een zelfstandig artikel. Hopelijk maakt het je nieuwsgierig naar wat er uiteindelijk aan hoofdstukken in het inmiddels gepubliceerde boek is overgebleven.

Met dank en dapper schrappende groet,

Bart Flos


Afzweren en overboord gooien: randverschijnselen van de volwassenheid.
Bergman
(pseudoniem van Aart Kok)

Prof. Pels: ‘In dit boek streef ik een generiek model na om beschrijvingen te doen van samenwerkingsgedrag van mensen in groepen. Er zijn dus geen specifieke verschillen per sector of branche. Mensen gedragen zich overal op dezelfde manier: als jagers-verzamelaars en sociale groepsprimaten. Waar mensen samenwerken en communiceren, zie je steevast dezelfde generieke patronen optreden en dat groepsgedrag, die groepsdynamiek kun je, als het ware, met een zaklantaarn en een rode stift volgen, omcirkelen en duiden. Lokale verschillen in gedrag worden voornamelijk bepaald door culturele verschillen. Organisatorische volwassenheid is een generiek verschijnsel dat in eerste instantie ook generiek moet worden aangepakt.

Toch heb ik aan de gebruikelijke niveaus 1 tot en met 5 een basisniveau toegevoegd: niveau 0 (nul), de dystopie, een organisatie met louter onaangename kenmerken. Daarmee trek ik het geheel in balans ten opzichte van niveau 5: de utopie, een organisatie met louter aangename kenmerken (Flos, 2014). De omgevingen die de beide uitersten op deze schaal scheppen zijn even onaantrekkelijk, onaangenaam en ongezond om in te verblijven. Zowel een dystopie (vol met burn-outs) als een utopie (vol met bore-outs) zijn op de langere termijn niet te vol te houden. Ze komen zelden voor en als ze al bestaan is het maar voor even. De meesten organisaties houden zich ergens op tussen deze twee uitersten met de samenwerkingsbarrière in het midden.

Laten we eerst maar eens kijken waar we over praten door te verschillende niveaus te beschrijven. Deze beschrijvingen hebben overigens niet de intentie volledig te zijn. Ze zijn bedoeld om je een gevoel van verschil te geven tussen de verschillende niveaus en je te stimuleren om alvast te kijken op welk niveau jouw eigen organisatie zich bevindt. Ik noem ook geen specifieke bekende bedrijven en organisaties per niveau, omdat ik wil vermijden een subjectief oordeel te vellen zonder de mensen te hebben gesproken en zonder het werkelijke niveau objectief te hebben gemeten. Maar zodra je de niveaus hebt bestudeerd zul je vast een intuïtief idee krijgen van welke soort bedrijven bij welk niveau horen, misschien wel met naam en toenaam. Hoe je het organisatorische volwassenheidsniveaus kunt meten bespreken we in hoofdstuk 4.

Niveau 0 (De dystopie): afwezig/niet van toepassing

Quote: ‘Hard skills, soft skills? Wat is dat?’

De dystopische organisatie is zich totaal onbewust van enig probleem. De managers en medewerkers zouden niet weten wat ze anders zouden moeten doen, want ze zijn gezegend met onwetendheid. Niets maakt iets uit. Het hele bedrijf verkeert continu in een permanente staat van chaos en dat is dan ook de standaard. Iedereen rent als kippen zonder kop door elkaar heen, alsof het de normaalste zaak van de wereld is en dat is het dan ook. Improvisatie is zowel een kunst als een vereiste voor overleving. Ieders mening is gelijk en iedereen doet maar wat. ‘Doe maar raak en veel succes’. Er zijn alleen maar problemen, symptomen van die problemen, conflicten, crisissen en rampen, maar geen echte oplossingen, geen risicomanagement, geen crisisbeleid, geen visie of strategie en geen gevoel voor doel, richting en urgentie.

Menselijk gedrag doet zich voor in uitersten: iemand kan net zo makkelijk aardig, beleefd en belangstellend zijn, als onaardig, lomp en onverschillig. Er zijn duidelijke klassenverschillen, ellebogenwerk blijkt zeer effectief en je moet knokken om een punt te maken. Waardering moet je zelf maar gaan zoeken en als het om zelfverwerkelijking gaat: nooit van gehoord. Wie het hardst schreeuwt krijgt de meeste aandacht. Er wordt voortdurend over van alles en nog wat geklaagd en welzijn en welbevinden zijn onbekende begrippen. Mensen zijn over het algemeen ontevreden en ongelukkig zonder het zich echt te beseffen. En dat gaat maar door en door.

Niveau 1 – chaotisch/gedesorganiseerd

Quote: ‘‘Het zal duidelijk zijn dat de hard skills bij ons altijd voor de soft skills gaan. Wat zou je anders moeten doen dan?’

De algemene sfeer is ad hoc en chaotisch. Problemen worden pas aangepakt als ze zich voordoen en dan worden alleen de symptomen aangepakt. Er wordt volledig vertrouwd op ‘lokale helden’, die alles draaiende houden en individuele wonderen verrichten. Iedereen hoopt dat ze niet tegen een boom rijden want dan is er meteen paniek. Er zijn nauwelijks stabiele processen, coördinatie ontbreekt en er is ook weinig interesse voor. Het heeft hier geen zin nieuwe technologieën of systemen te introduceren. Er is geen geïntegreerd opleidingsprogramma (wie het hardst roept wordt het eerst geholpen) en het verzamelen en analyseren van informatie gebeurt willekeurig en ongestructureerd. In termen van uitvoering en discipline is de overlegcultuur even rampzalig als chaotisch.

Mensen tonen wellicht al wat meer belangstelling voor elkaar maar het is veel te druk om daar echt lang bij stil te staan. De moraal van de organisatie is druk-druk-druk. Iedereen is bezig met de waan van de dag en deze overlevingsstrategie maakt empathie een zeldzame eigenschap. Er is nergens tijd voor en het heeft geen zin om waardering voor elkaar uit te spreken, want het wordt niet begrepen of als onnodig gezien. Er wordt veel geklaagd bij de koffiemachine over van alles en nog wat, maar er worden maar weinig oplossingen aangedragen. Burn-outs komen vaker voor dan bore-outs. ‘Zelfverwerkelijking doe je maar lekker thuis’. Mensen zijn over het algemeen ontevreden en ongelukkig, maar beginnen zich dat wel steeds meer te beseffen.

Niveau 2 – herhaalbaar/intuïtief

Quote: ‘We besteden al meer aandacht aan onze soft skills, maar we moeten vooralsnog vol voor onze hard skills gaan’.

Er wordt gebruikgemaakt van kennis die eerder is opgedaan, zij het sporadisch. Succes is nog steeds sterk afhankelijk van ‘lokale helden’, maar beslissingen worden al genomen op basis van ervaring. Informatie wordt echter niet algemeen gedeeld om van te leren. Er vindt training plaats maar niet structureel en nog niet vanuit zicht op het grotere geheel. Door de toename van structuur neemt het inzicht, overzicht en uitzicht al iets toe en is er meer gelegenheid voor rust, ruimte en recreatie. Er wordt meer naar elkaar geluisterd en er is in toenemende mate begrip voor elkaar. Dat komt ook omdat het normaler is geworden om elkaar aan te spreken op gedrag, zowel horizontaal als verticaal in de hiërarchie. De overlegstructuur krijgt al meer vorm en discipline, maar is nog sterk persoonsafhankelijk. Opleidingen en trainingen zijn meer direct gericht op stabilisatie en professionalisering.

Er is vaker gelegenheid om de focus te verleggen naar mensgerichtheid. Het is nog steeds erg druk, maar als er dan gelegenheid is voor een gesprek, dan kan daar wat meer de tijd voor genomen worden. Er is meer gelegenheid om elkaar te helpen en dat bevordert het gevoel van gelijkheid en waardering. Opleidingen worden al meer op individueel niveau afgestemd en dat bevordert de zelfverwerkelijking, al is het nog sporadisch. Het algemeen welzijn en welbevinden is toegenomen maar er wordt nog steeds geklaagd in de wandelgangen, vooral over de drukte, ‘het management’, de stand van de airco en de kwaliteit van de koffie. Mensen praten over hun ontevredenheid en misère, maar proberen dit ook steeds meer te vertalen naar oplossingen en acties.

Niveau 3 – gedefinieerd/gestructureerd

Quote: ‘Onze mensen komen bij ons altijd op de eerste plaats, behalve misschien als we het héél erg druk hebben…’

De belangrijkste bedrijfsprocessen zijn gestandaardiseerd en de afhankelijkheid van ‘lokale helden’ is drastisch gereduceerd. Er zijn daadwerkelijk menselijke back-ups. Er wordt veel doelmatiger samengewerkt en duidelijker gecommuniceerd. Trainingen en opleidingen worden ontwikkeld door deze te koppelen aan functies en rollen en veel meer op individuele behoeften af te stemmen. De bedrijfsprocessen en het management ervan zijn veel breder geïntegreerd. Procedures zijn gestandaardiseerd, maar nog zonder corrigerend vermogen. Vergaderingen en bijeenkomsten zijn generiek (dat wil zeggen, persoonsónafhankelijk) gestructureerd en gedisciplineerd. Er ontstaat steeds meer inzicht, uitzicht en overzicht waardoor er ruimte komt om na te denken over het vasthouden en verbeteren van de samenwerking en communicatie.

‘Wij zijn mensgericht’ staat als eerste genoemd in het bedrijfsprofiel en deze keer is het geen window dressing. Managers en medewerkers worden er steeds meer onderling op afgerekend en het wordt steeds vaker onderdeel van het beoordelingssysteem. Er is een duidelijke werkmoraal die zich uit in vastgelegde werkethiek en –etiquette. Uit MTO’s blijkt dat tevredenheid en geluksgevoel merkbaar zijn verbeterd en er is veel meer waardering voor elkaars prestaties. De aandacht voor elkaar neemt toe omdat ‘de waan van de dag’ is uitgebannen. ‘Druk-druk-druk-zijn’ is geen uitgangspunt meer en wordt hier en daar zelfs als ‘abnormaal gedrag’. In balans zijn wordt steeds meer de norm. Het klagen wordt steeds meer omgezet in oplossingsrichtingen. Mensen zijn meetbaar gelukkiger en het ongenoegen is duidelijk afgenomen, terwijl welzijn en welbevinden merkbaar zijn toegenomen.

Niveau 4 – gemanaged/gecontroleerd

Quote: ‘Onder alle omstandigheden gaat de mens voor en we laten er zelfs groei, omzet en resultaat voor schieten’.

De kwaliteit van het bedrijfsproces wordt voortdurend gemeten zodat het gestructureerd kan worden bijgestuurd. Er is een sterk besef van teamwork en teamplay. Deelprocessen en -procedures zijn geautomatiseerd en gedigitaliseerd en worden op alle niveaus begrepen, gecorrigeerd en continu verbeterd. Geïntegreerde bedrijfsinformatie wordt gebruikt om het gehele bedrijfsproces kwalitatief en kwantitatief te begrijpen. Het opleidingsbeleid is gestandaardiseerd en aangepast aan het grotere geheel en is helemaal afgestemd op het individu. Het overleg is een toonbeeld van discipline en doelmatigheid. Er wordt voortdurend onderling verantwoording afgelegd over elkaars gedrag en het inzicht, uitzicht en overzicht resulteert in volop gelegenheid tot rust, ruimte en recreatie.

Mensgerichtheid, moraal, etiquette, empathie, gelijkheid, waardering en zelfverwerkelijking zijn uitgangspunten voor de bedrijfsvoering. Ze zijn volledig geïntegreerd in het aannamebeleid en opleidingsprogramma. Soft skills gaan altijd voor hard skills. Personeel wordt specifiek geworven op deze capaciteiten en minstens de helft van de beschrijvingen van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn hieraan gewijd. Mensen zijn meetbaar gelukkig en tevreden en er is volop gelegenheid tot zelfverwerkelijking. Ellebogenwerk, afgunst, ongelijkheid, discriminatie en het spelen van politieke spelletjes zijn vrijwel volledig uitgebannen. Wie zich daaraan schuldig maakt wordt er direct op aangesproken, zowel door leidinggevenden als directe collega’s. Het is een genot om hier deel van uit te maken en het geeft een intens ‘gevoel van familie’. Een organisatie op niveau 4+ is enorm aantrekkelijk om bij te werken en loyaliteit, welzijn en welbevinden zijn hoog.

Niveau 5 – De Utopie – geoptimaliseerd/geïntegreerd

Quote: ‘Hard skills en soft skills? Wat is het verschil?’

De organisatie is de ‘beste van de klas’, adaptief, zelfreinigend en verbetert zich continu. Alles loopt als een geoliede machine en er is nog slechts hier en daar finetuning nodig. Iedereen is betrokken bij de voortdurende verbetering van processen, procedures en protocollen en de teamgeest is optimaal. Alle bedrijfsprocessen worden continu en systematisch verbeterd. Nieuwe technologieën worden proactief opgezocht en probleemloos ingevoerd en het opleidingsbeleid is volledig geïntegreerd. Automatisering en digitalisering is optimaal. Ongepland overwerk bestaat niet, er is altijd inzicht, uitzicht en overzicht ten gunste van rust, ruimte en recreatie. Alles loopt voortdurend op rolletjes en de mailstroom is opgedroogd. Bore-outs hebben de burn-outs vervangen en zijn het enige overgebleven probleem. Soms gaan mensen weg omdat ze snakken naar het oplossen van problemen en complexe vraagstukken. De organisatie straalt van pure gelukzaligheid en iedereen is altijd, overal en onverminderd aardig voor elkaar.

Als je nu eens intuïtief naar jouw eigen organisatie kijkt, wat scoren jullie dan? En waarom denk je dat? Zou het nog beter kunnen? Zouden jullie het willen?

Voorgaande beschrijvingen van de niveaus in organisatorische volwassenheid zijn, voor alle duidelijkheid, niet bedoeld als…’.

Dhr. Luis: ‘Ho-ho-ho! Wacht even. Je stelde me een vraag. Mag ik die beantwoorden of niet?’

Prof. Pels: ‘Oh ja, natuurlijk. Ga je gang’.

Dhr. Luis: ‘Als jij mij vraagt wat ik denk dat mijn organisatie scoort op die Schijf van Vijf, eh, sorry, die Schaal van Zes van je, dan zeg ik een núl! Heel misschien een magere 1. We rotzooien maar wat aan bij ons en niemand luistert echt naar elkaar. Dat gaat al jaren zo. Ik denk dat dat komt omdat de mensen het gewoon niet in zich hebben. Ze kunnen alleen maar productie draaien en zelfs dát wordt regelmatig verprutst. Dus nee, bij ons zou het niet beter kunnen. En nee, ze zouden het ook niet willen’.

Prof. Pels: ‘Dat is spijtig om te horen. Maar ook heel interessant. Ik zou graag eens bij jullie over de vloer komen om het een en ander te aanschouwen’.

Dhr. Luis: ‘Dat zal wel ja. Als de wereld niet is vergaan voor die tijd zal ik het eens voorstellen’.

Prof. Pels: ‘Ondertussen ga ik verder waar ik gebleven was. Voorgaande beschrijvingen van de niveaus in organisatorische volwassenheid zijn, voor alle duidelijkheid, niet bedoeld als een rijtje eigenschappen waar elk samenwerkingsverband automatisch doorheen gaat, helemaal tot aan de top. Groeien in volwassenheid is geen automatisch proces. Het is een keuze, geen standaard stappenplan. Een specifiek volwassenheidsniveau kun je ook niet zomaar even kiezen als onderdeel van je bedrijfsstrategie. Het is geen webshop waar je gaat winkelen, je niveau kiest, bestelt, betaalt en het op je werkplek in een doos met strik en barcode laat afleveren. Het is een verzameling van organisatorische eigenschappen die je als organisatie bent. Laten we maar eens gaan kijken wat erbij komt kijken om het organisatorisch volwassenheidsniveau te meten en hoe confronterend (en frustrerend) het kan zijn keer op keer je hoofd tegen de samenwerkingsbarrière te stoten’.

Dhr. Luis: ‘Auwtsj!’

De groeiende grote groep

Geschrapt hoofdstuk 22-DZS-3


‘Schrijven is schrappen’, zei Simon Carmiggelt en de man had gelijk. Iedere auteur weet het: zonder het adagium ‘kill your darlings’ ga je het niet redden met je manuscript, hoe mooi je ook vindt dat je alinea’s zijn geschreven en hoe belangrijk je ook denkt dat je boodschap is. Dit artikel is één van die hoofdstukken die tijdens de eindredactieronde van het manuscript van De mens als grens in zijn geheel zijn geschrapt. Ik neem ze één op één over, dus je kunt in de tekst verwijzingen naar eerdere of latere hoofdstukken tegenkomen, gebaseerd op de structuur van het manuscript van dat moment. Toch kun je elk geschrapt hoofdstuk lezen als een zelfstandig artikel. Hopelijk maakt het je nieuwsgierig naar wat er uiteindelijk aan hoofdstukken in het inmiddels gepubliceerde boek is overgebleven.

Met dank en dapper schrappende groet,

Bart Flos


Een boom die zo hard wil groeien dat hij zijn wortels uit de aarde trekt, zweeft niet ten hemel, maar valt om.
Harry Mulisch

 

Prof. Pels: ‘We beginnen weer met een anekdote’.

Dhr. Luis: ‘Je verwent me’.

Prof. Pels: Ik gaf een workshop voor een groep zelfstandig ondernemers tijdens een netwerkbijeenkomst. Een vijftigtal enthousiaste entrepreneurs zaten in een halve cirkel nieuwsgierig naar me te kijken. ‘Goedemorgen en welkom!’, zo begon ik. ‘Mag ik jullie eens wat vragen? Waarom werken jullie niet gewoon in loondienst?’

Na enige aarzeling kwamen de reacties los: ‘Ik wilde van mijn passie mijn werk maken’ en ‘Ik was altijd maar wat aan het hobbyen en nu is het mijn werk’. En ook: ‘eigen baas zijn’, ‘flexibel zijn’, ‘dromen volgen’, ‘eigen koers varen’, ‘op mijn manier aanpakken’, ‘uit de sleur stappen’, ‘iets goeds doen’. Maar vooral: ‘minder uren draaien’, ‘meer geld verdienen’ en ‘meer vrije tijd hebben’. Na dit rondje enthousiaste beweegredenen vatte ik het even samen: ‘Dus jullie zijn zelfstandig ondernemer geworden om van je passie je werk te maken en als eigen baas meer flexibel te zijn, met minder uren en meer geld. Klopt dat?’ Er werd geknikt. ‘Mmm’, vervolgde ik, ‘…en hoe bevalt dat?’

Het was een interessante groep zelfstandigen, variërend van ZZP’ers tot managers van kleine en middelgrote ondernemingen: een kapperszaak, een autopoetsbedrijf, een ICT-consultant, een montagebedrijf, een coach, een advocaat, een productieonderneming, een adviseur duurzame energie. Sommigen waren net begonnen, anderen tikte inmiddels het vijfde jaar aan. Maar toen ik doorpakte op die simpele vraag ‘hoe bevalt dat?’ ging de discussie een andere kant op. Een behoorlijk aantal was het namelijk niet gelukt om die oorspronkelijke doelstellingen vast te houden. Sommigen werkten meer dan fulltime omdat hun onderneming ongekend – en misschien wel onverwacht – succesvol was geworden. Anderen hadden flink wat werknemers aangetrokken en zaten meer achter hun bureau om de waan van de dag in stand te houden, dan om hun passie te volgen.

Mark bijvoorbeeld, is een enthousiaste ondernemer van een duurzaam montagebedrijf. Hij heeft inmiddels bijna tachtig man personeel in dienst en werkt zich helemaal te pletter om het in goede banen te leiden. Zijn droom is ooit begonnen als een hobby in een schuurtje waar hij, omdat hij goed is met zijn handen, voortdurend nieuwe technologische innovaties bedacht die hij ter plekke in elkaar zette. Inmiddels zitten Mark’s handen vast aan het toetsenbord, zijn ogen aan het scherm en heeft hij er een heleboel personeelszorgen bijgekregen. Hij werkt zes dagen in de week, meer dan zestig uur exclusief reistijd en komt nauwelijks nog aan hobby’s, familie, gezin, vrienden of ontspanning toe, laat staan dat hij nog knutselt in zijn schuurtje. Anderen moesten ook schoorvoetend toegeven dat ze ‘wat verder verwijderd waren geraakt’ van hun oorspronkelijke ambities en passies en dat het nog niet meeviel ‘weerstand te bieden aan groei, groter en meer en aan drukte, onrust en stress’.

Waarom zo hard werken en zo snel groeien? Waarom zoveel personeel aannemen? Waarom blijft er uiteindelijk zo weinig vrije tijd over voor gezin en familie, voor hobby’s en ontspanning of voor gewoon een keer helemaal niks doen? Waarom is het zo moeilijk om ‘nee’ te zeggen tegen groei? Het leverde een aantal interessante discussies op, waarbij sub-thema’s als hebzucht, routine, geluk, ‘die ontzettende waan van de dag’, drukte, stress en sleur als vanzelf voorbijkwamen. 

Wat me vooral intrigeerde, was dat deze relatief jonge ondernemers nu al aan het institutionaliseren waren. Ze werden langzaam maar zeker een instrument van het instituut dat ze zelf hadden gecreëerd. Dat is op zijn minst opmerkelijk te noemen, want ze maakten toch voortdurend keuzes uit eigen vrije wil?

Het groeispook

Stel, een individu krijgt een idee voor een nieuw product. Stel je haar even voor als iemand die van de bank opspringt met een blij gezicht, een vingertje in de lucht en een klein gloeilampje boven haar hoofd. Ze heeft het ondernemerschap sterk in haar genen en haar omgeving heeft haar altijd gestimuleerd om – let op: open deuren in aantocht! – zaken voortvarend op te pakken, te denken in kansen en mogelijkheden en er vol voor te gaan. Dat doet ze dan ook. Er volgt marktonderzoek, ze laat anderen naar haar ideeën kijken en voor ze het weet heeft ze een nummer bij de Kamer van Koophandel en zijn de eerste onderdelen al besteld in China. Haar product blijkt een gat in de markt en een groot succes. Als ze even met haar ogen knippert, is de vraag alweer groter dan het aanbod en heeft ze het razend druk. Ga er maar even voor zitten want vanaf dan gaat het snel:

Eerst laat ze familieleden en gezinsleden meehelpen in het magazijn en huurt ze uitzendkrachten in. Maar al snel groeit het boven haar hoofd en heeft ze vast personeel nodig. En een groter pand met kantoor en magazijn. En bedrijfswagens. En een personeelsmanager. Een logistiek manager. Een controller en een accountant. Een additioneel filiaal, mooi centraal in het midden van het land. Eentje in het noorden erbij. Een filiaal en logistiek centrum in België, daarna Duitsland. Ze verplaatst de productie naar Oost-Europa. Toetst de interesse in de Verenigde Staten. Opent er vast een kantoor. Er komt vraag uit India. Ze heeft een Raad van Bestuur nodig. Misschien aandelen uitgeven? Ze knippert nog eens met haar ogen en plotseling heeft ze aandeelhouders met een voortdurende behoefte aan groeiende aandeelhouderswaarde.

Ze koopt een kast van een huis met een garage waar vijf auto’s in kunnen. Ze koopt vijf auto’s. Ze werkt zeventig uur in de week om het bij te houden. Haar motto: ‘niet lullen maar poetsen’. Het motto van het MT: ‘niet lullen maar poetsen’. De visie en strategie? ‘Door voortdurende innovatie de beste productkwaliteit leveren tegen de laagste prijs waarbij de mens centraal staat en we voortdurend worden gedreven door passie, transparantie, efficiency, effectiviteit en synergie’. Met alle drukte en stress zijn er wat gezondheidsproblemen, maar daar zijn bloeddrukmeters en pilletjes voor. Ze heeft inmiddels op het hoofdkantoor, aangrenzend aan haar persoonlijke werkkamer op de hoogste verdieping (het penthouse), een badkamer met bad en douche en een separate slaapkamer. Wel zo handig.

Er zijn schermutselingen met de vakbond over de enorme werkdruk bij het personeel en belabberde lokale werkomstandigheden. Er zijn botsingen met de milieudiensten over de impact van de productiefaciliteiten op flora en fauna. Ze heeft een advocatenkantoor ingehuurd met de beste en duurste raadgevers. Die slagen erin om rechtszaken door tegenvorderingen eindeloos aan de gang te houden, terwijl zij concurrerende bedrijven en ondernemingen overneemt (of aanklaagt) en inlijft in de corporate structuur van haar conglomeraat. Primaire motto: ‘niet lullen maar poetsen’. Die advocaten komen goed van pas als het gaat om kansen en mogelijkheden om vooral zo weinig mogelijk belasting te betalen. Ze laat zich inmiddels vervoeren door een privéchauffeur in een limousine en ze heeft een beveiligingsbedrijf ingeschakeld om zichzelf en haar bezittingen permanent te bewaken.

Berichten dat haar producten en productiemethoden het milieu schaden en mogelijk gezondheidsproblemen opleveren, worden door een paar briljanten eigenschappen van het brein genegeerd. Zoals cognitieve dissonantie (wanneer je onaangename spanning ervaart bij tegenstrijdige overtuigingen, ideeën of opvattingen), selectieve perceptie (wanneer je alleen datgene opneemt dat je eigen standpunt of oordeel bevestigt), power play (je macht, invloed en controle misbruiken), whataboutisms (een beschuldiging niet weerleggen maar in plaats daarvan wijzen op een andere misstand) en window dressing (waarbij je iets mooier, of beter voorstelt dan het is).

Ze spreekt alleen nog maar met de leden van de kleine groepen van het Executive Managementteam en de Raad van Bestuur, waarin zoveel familieleden zijn opgenomen dat er een vreemde informele ‘ons kent ons’-atmosfeer ontstaat, waar maar weinig buitenstaanders tegenin durven te gaan. ‘Nepotisme? Nooit van gehoord!’ Er staan nu kantoren, productie- en distributiecentra en magazijnen in zeventig landen en ze heeft een privé-vliegveld laten bouwen voor haar Learjet en die van haar familieleden.

Haar superonderneming bloeit en gloeit, omzet en resultaat doen het fantastisch en de aandeelhouders krijgen ieder jaar weer meer dividend uitbetaald, vooral als gevolg van het opkopen van de eigen aandelen. Haar grote groep groeit en graait en het instituut institutionaliseert en rationaliseert. Secundair motto voor manager en medewerker: ‘als je niet tegen de hitte kunt blijf dan weg uit de keuken’. Met andere woorden: als het je hier niet bevalt ‘dan is er wellicht een andere werkomgeving waar jij beter tot je recht komt’, wat gewoon een nette manier is om te zeggen dat je dan beter kunt opzouten’.

Dhr. Luis: ‘Dat is een wel héél erg overdreven voorbeeld van een groeiend bedrijf, zeg!’

Prof. Pels: ‘Toegegeven, het ís een overdreven voorbeeld van de groei van individu naar grote groep, bedoeld om je te laten voelen hoe snel zoiets uit de hand kan lopen en hoe je je daar als mens in kunt verliezen, ondanks de goede intenties aan het begin. Waar je ook gepositioneerd bent in de hiërarchie van een grote groep, je maakt altijd deel uit van een kleine groep collega’s en teamgenoten die samenwerken met andere kleine groepen en zo een grote groep vormt. Je bent onderdeel van een systeem van samenwerkende verzamelingen sociale groepsprimaten die met zijn allen impact uitoefenen op de omgeving. Als zoiets uitgroeit tot een multinational, dan is het niet gemakkelijk om de gevolgen te overzien (laat staan de verantwoordelijkheid te voelen) van wat dat supersamenwerkingsverband doet (vooral niet als je tot de smalle top van de hiërarchische piramide behoort) en meestal zijn we daar ook helemaal niet mee bezig.

Maar stel nou dat je geen manager of leidinggevende bent, maar bijvoorbeeld medewerker of staflid in een dergelijk snelgroeiend grootbedrijf? Dan draai je er wel onvermijdelijk in mee. Natuurlijk, je macht, kracht, invloed en controle zijn beperkt als je in het midden van de hiërarchische piramide gepositioneerd bent, laat staan als je ergens onderaan werkzaam bent. Daar kun je hoogstens uithuilen op andermans schouder (en een beetje klagen voor het saamhorigheidsgevoel), maar the show must go on, er moet brood op de plank komen en er zijn doelen te halen.

Maar ontslaat je positie in het organogram je van je morele verantwoordelijkheid? Wat is jouw bijdrage aan das Gesamtergebnis van het bedrijf als geheel? Als je een eigen onderneming gaat beginnen dan heb je tenminste nog een keuze, zo lijkt het. Je kunt er dan nog bewust voor kiezen de groei in toom te houden, of zelfs een soort van ‘bovengrens van hebzucht’ te definiëren vóórdat het uit de hand loopt. Maar wat is dat, ‘uit de hand lopen’? Wie bepaalt dat? En wie bepaalt die bovengrens? Misschien zouden we ons wat vaker moeten afvragen waar we in vredesnaam mee bezig zijn. Misschien zouden de gewetensvragen van de 21e eeuw moeten zijn waarom het allemaal zo groot moet groeien. Als we ons economisch systeemdenken willen veranderen kan het geen kwaad af en toe eens wat gewetensvragen te stellen:

– Waarom moeten ondernemingen groot zijn?
– Waarom moet handel internationaal zijn?
– Waarom moeten mensen rijk zijn?

Je kunt het ook omdraaien:

– Waarom mag je als onderneming niet klein en overzichtelijk blijven?
– Waarom mag handel niet lokaal en regionaal beperkt blijven?
– Waarom mag je niet tevreden zijn met minder?

Het zijn goede vragen om te stellen. En het lokt hopelijk andere vragen uit, bijvoorbeeld ‘van wie moet dat?’ of ‘van wie zou dat dan moeten mogen?’ Prima, laat de discussie maar beginnen. Als je bij het beantwoorden van deze gewetensvragen vervolgens steeds weer op de argumentatie terugvalt van onze neoliberale, kapitalistische, consumentistische, groei-economische vrije markt, vraag dan: maar waarom is dat zo dan? Zijn er geen betere, meer egalitaire, meer mensgerichte en meer milieuverantwoorde alternatieven voor ons oud-economisch systeem te bedenken? Waarom niet? Dat vereist natuurlijk wel dat je bereid bent om je op zijn minst een wereld voor te stellen waarin kapitalisme niet meer bestaat. Ik kom daar in hoofdstuk 9 van deel 2 nog op terug’.

Dhr. Luis: ‘Dat mag ik hopen. Want ik geloof niet dat je helemaal begrijpt hoe de groei-economie werkt. Als die niet groeit, komen we niet verder. Kapitalisme werkt. Als mensen geen spullen meer kopen, draait alles vast. We móeten spullen blijven kopen. Met een vrije markt zodat iedereen een vrije kans krijgt om rijk te worden. Zo zit de wereld nou eenmaal in elkaar’.

Prof. Pels: ‘Je dacht toch zeker niet dat het bij die gewetensvragen zou blijven, hè? Want als we dan toch bezig zijn, gaan we nog wat meer outside the box denken. Stel je een wereld voor waarin:

  • Bedrijven nuttige, bruikbare, duurzaam-circulaire producten en diensten leveren, het personeel daarvoor eerlijk en gelijkwaardig beloont en waar het nettoresultaat eerst in de mensen en daarna pas in nieuwe technologieën en systemen wordt geïnvesteerd.
  • Alle samenwerkingsverbanden, alle individuen, kleine en grote groepen gedreven worden door een duurzame, circulaire, groene economie gebaseerd op gelijkwaardigheid, verdraagzaamheid en vrijgevigheid.
  • We binnen onze kleine en grote samenlevingen onze kortzichtigheid, eenkennigheid en zelfzuchtigheid zijn ontstegen en het welzijn en welbevinden van de mens voorop staat, terwijl flora, fauna, milieu en klimaat worden beschermd.
  • Al het kapitaal en vermogen gelijkelijk is verdeeld, waarbij sprake is van een progressief belastingstelsel, waarin iedereen zijn eerlijke aandeel in belastingen betaalt en de belastingparadijzen overal zijn afgeschaft.
  • Waarin we als individuen in het hier en nu bereid zijn om een gedeelte van ons eigen kapitaal en vermogen belangeloos te investeren in de generaties van de toekomst, dus voor mensen die we niet kennen en voor een toekomst waar we geen deel van uitmaken.

Zie je het voor je? Of heb je het zojuist naar het rijk der fabelen verwezen?’

Dhr. Luis: ‘Ik heb het naar het rijk der fabelen verwezen’.

Prof. Pels: ‘Maar waarom dan en met welke argumenten? Waarom hebben wij een dergelijke wereld nog niet gerealiseerd? Waarom blijven we hardnekkig geloven in de illusies van een door eeuwige groei en vooruitgang gedreven economie als de gevolgen daarvan ons voortbestaan bedreigen? Wat denk jij?’

Dhr. Luis: ‘Vraag je nu alwéér wat ik denk? Zal ik jou dan eens even fijntjes uit de doeken doen waarom ik vind dat…’.

Prof. Pels: ‘Sorry dat ik je onderbreek, maar nee, ik vroeg het deze keer niet zozeer aan jou maar aan de lezer:

Verontwaardiging

Het zou zomaar eens kunnen zijn dat je bij het lezen van dit hoofdstuk af en toe een verontwaardigd gevoel krijgt. Zo van:

– ‘Maar zo bén ik helemaal niet!’
– ‘Maar zo wil ik helemaal niet wórden!’
– ‘Maar zo doen wij helemaal niet hier op de afdeling’
– ‘Maar zo zitten wij als organisatie helemaal niet in elkaar!’

Die gevoelens zijn logisch en begrijpelijk. Het voelt ook helemaal niet zo in de dagelijkse praktijk. We vinden zelden van onszelf of van onze kleine groepen dat we niet goed bezig zijn, dat we onethisch zijn, dat we incompetent zijn of hebzuchtig of dat door grenzeloze groei schade aan onze omgeving toebrengen.

Als grote groep vinden we dat ook niet want ‘we doen als onderneming wat de markt vraagt’, ‘we leveren mooie producten en diensten’ en ‘we opereren binnen de grenzen van wat arbeidsrecht en milieuwetten voorschrijven’. En dat rechtvaardigt het doel: groeien onder alle omstandigheden, de economie regeert. Institutionaliseren is een geleidelijk proces dat zich doorgaans over vele jaren uitstrekt. Het duurt lang voordat een mens zich persoonlijk met een grote groep heeft verenigd (binnen kleine groepen gaat dat veel sneller zoals we zagen bij de wittebroodsperiode), maar daarna wordt het al snel ‘normaal gedrag’. ‘Iederéén doet het; ik doe gewoon mee’.

Maar stel nou dat je op een gegeven moment ontdekt dat das Gesamtergebnis van de activiteiten van jouw werkgever (of je eigen onderneming) op de keper beschouwd, met al dat groeien, helemaal niet zo mensgericht is, of zo ethisch is, of zo duurzaam is, of zo goed is voor flora, fauna, milieu en klimaat. Stel nou dat je erachter komt wat het verschil is tussen werken in een ziekenhuis, een school of bij de brandweer en het werken bij een sigarettenfabrikant, een oliemaatschappij of een wapenfabrikant. Wat moet je daar dan mee? Hoeveel invloed heb je daar dan (nog) op? En belangrijker nog: wat ben jij bereid daar zelf als individu nog aan te doen? Wil je dat dan überhaupt nog wel?

Hoever ben je bereid te gaan als je het zelf goed voor elkaar hebt, als je zelf lekker meegroeit, als alles zijn gangetje gaat en je steeds meer spullen kunt kopen, maar je acties als werkgever of werknemer indirect of misschien wel direct schade toebrengen aan anderen of aan de omgeving? Grijp je dan in? Wat doe je als dat ingrijpen mogelijk nadelige gevolgen heeft voor je carrière of voor groei, omzet en resultaat? Wat als je leveranciers, klanten en partners moet teleurstellen? Wat is dan belangrijker, jouw baan of haar baan, jouw carrière of zijn carrière? Wat gaat dan voor, hard skills of soft skills, economie of ecologie, groei of krimp? Kies je voor welzijn en welbevinden of onbalans en stress? Consumeren of consuminderen? En zijn dat überhaupt ‘vrije keuzes’? Als je eenmaal bent geïnstitutionaliseerd, kun je dan nog wel de-institutionaliseren? Help! Dit zijn de ethische en morele kwesties van de 21e eeuw waar we gerust eens wat vaker mee zouden mogen worstelen en in deel 2 gaan we dat dan ook doen’.

Dhr. Luis: ‘Ik begin steeds nieuwsgieriger te worden naar dat deel 2 van je’.

Prof. Pels: ‘Mooi. Dat is ook de bedoeling. Eventjes wachten nog terwijl ik rustig verder ga. Middelgrote tot grote ondernemingen hebben massa en bieden stabiliteit en continuïteit die doorgaans langer meegaat dan kleinere en meer kwetsbare organisaties. Dat is een van de redenen waarom we samenwerken. Als we aangenomen zijn bij onze nieuwe werkgever gaan we er meestal met de beste bedoelingen in. We hebben onze persoonlijke vaardigheden naar eer en weten ‘verkocht’ en krijgen daar compensatie in de vorm van salaris voor terug. Daarna gaan we aan de slag, om er al snel achter te komen dat er een duidelijk verschil is tussen de hard en soft skills van de organisatie. Dat er weliswaar gepronkt wordt met de soft skills, de mensgerichtheid, maar dat de hard skills, de harde economische doelen voortdurend de boventoon voeren. Als we vervolgens eenmaal door onze wittebroodperiode heen zijn kunnen we ons niet meer voorstellen dat er organisaties bestaan die de soft skills juist vóór de hard skills laten gaan. Laten we daar nu maar eens wat verder in gaan duiken’.

Dhr. Luis: ‘Laat het bomen-knuffelen maar beginnen’.

Chaos, toeval, geluk en pech

Geschrapt hoofdstuk 21-DZS-2


‘Schrijven is schrappen’, zei Simon Carmiggelt en de man had gelijk. Iedere auteur weet het: zonder het adagium ‘kill your darlings’ ga je het niet redden met je manuscript, hoe mooi je ook vindt dat je alinea’s zijn geschreven en hoe belangrijk je ook denkt dat je boodschap is. Dit artikel is één van die hoofdstukken die tijdens de eindredactieronde van het manuscript van De mens als grens in zijn geheel zijn geschrapt. Ik neem ze één op één over, dus je kunt in de tekst verwijzingen naar eerdere of latere hoofdstukken tegenkomen, gebaseerd op de structuur van het manuscript van dat moment. Toch kun je elk geschrapt hoofdstuk lezen als een zelfstandig artikel. Hopelijk maakt het je nieuwsgierig naar wat er uiteindelijk aan hoofdstukken in het inmiddels gepubliceerde boek is overgebleven.

Met dank en dapper schrappende groet,

Bart Flos


Chaos is het woord dat we bedacht hebben voor een orde die we niet begrijpen.
Henry Miller

Prof. Pels: ‘Ik begin dit hoofdstuk met een anekdote. Blijf daarna even bij me tot het einde, want dit is niet zo’n lang hoofdstuk. We gaan het eens hebben over chaos, toeval, pech en ongeluk en wat dat te maken heeft met het levenspad van een individu’.

Dhr. Luis: ‘Dat is goed. Ik zit hier toch nog een beetje af te koelen van het vorige hoofdstuk’.

Prof. Pels: ‘Mooi. Daar gaat-ie:

Het had niet veel gescheeld of mijn leven had er totaal anders uitgezien. Toch was het op de dag zelf een mineur incident, iets van ‘even schrikken en weer door’.

We hadden net een terrasje gepakt, want het was hartje zomer en fantastisch weer. De sfeer in de stad was geweldig; het gonsde overal van zomers plezier. We zouden na wat hapjes en drankjes naar de film gaan en de bioscoop was maar een paar minuten lopen vanaf onze locatie. Op het terras was een levendige discussie ontstaan en die zette zich tijdens het lopen door. We liepen de korte route naar de bioscoop en daarvoor moesten we een doorgaande weg in het centrum diagonaal oversteken. Of nou ja, diagonaal was de keuze die we al pratende spontaan maakte. Je moest daarvoor eerst het parallelle fietspad oversteken en omdat ik druk pratend en gebarend iets vooropliep, stak ik zonder uit te kijken zomaar het fietspad op.

WOESJ! Ik voel nu nog wel eens de druk van de rijwind van de scooter op mijn linker onderarm die, met enorme, ongetwijfeld illegale snelheid en zonder een millimeter uit te wijken, langs me heen scheerde en me letterlijk op een haar na miste. ‘Wow!’ was het enige dat ik kon uitbrengen, een beetje dwaas om me heen kijkend, zoekende naar een of ander willekeurig object dat ik de schuld kon geven van mijn onbesuisde actie. Omdat het in een flits gebeurde en we in een roes verkeerden van het heerlijke terras, keken we elkaar even aan – ‘sowee, geluk gehad, zeg!’ – en liepen door. We hadden tenslotte een film te halen.

Ik denk niet dat het ter plekke tot me doordrong dat ik zojuist door het oog van de naald was gekropen. Als deze scooter me vol had geraakt, had ik op zijn minst talloze botten in mijn lichaam gebroken, met ongetwijfeld inwendige bloedingen. Hoe dan ook was mijn leven op dat moment totaal veranderd. Waar ik ook mee bezig zou zijn geweest, zakelijk en privé, het zou hebben moeten wachten. Hoe lekker het ook ging met mijn relatie, mijn carrière, vrienden, hobby’s, het zou compleet tot stilstand zijn gekomen. En dat is nog los van het feit dat zo’n klap ook zo maar fataal had kunnen aflopen.

Chaos, toeval, geluk, ongeluk en pech regeren het leven. We denken dat het niet zo is, maar dat is een door ons brein gecreëerde briljante illusie. Je staat niet (te lang) stil bij wat er had kúnnen gebeuren als je net door het oog van de naald bent gekropen, want het is niet gebeurd. Maar als je de enorme reeks aan kleine en grote gebeurtenissen zou analyseren die het bijna-ongeluk tot stand bracht – het tijdstip van vertrek van de scooter, onze keuze voor juist dié film in dié bioscoop, ons besluit om überhaupt naar de stad te gaan en op welke dag en hoe laat, enzovoorts – dan was deze gebeurtenis de uitkomst van een enorme reeks cumulatieve toevalligheden, tot stand gekomen door talloze triviale dagelijkse beslissingen, die de scooter en mij zo plotseling zo dicht bij elkaar brachten.

Kansberekening

Als je de statistische kans op een dergelijk voorval zou berekenen, zou je zomaar eens tot de onterechte en wetenschappelijk gezien onzorgvuldige conclusie kunnen komen dat het zó onwaarschijnlijk is dat het eigenlijk onmogelijk is. En toch gebeurde het. En dat komt omdat, op een schier oneindige hoeveelheid interacties tussen mensen en dingen, over een schier oneindige hoeveelheid tijd, deze ogenschijnlijk onwaarschijnlijke gebeurtenis gewoon heel waarschijnlijk is. En het feit dat deze enorme reeks van toevalligheden niet tot een ongeluk leidde, is gewoon geluk hebben. Ergens anders op deze planeet is er ongetwijfeld iemand op exact datzelfde moment wél aangereden door een voertuig. En dat het dodelijk kan zijn bewijzen de 1,2 miljoen mensen die jaarlijks in de wereld om het leven komen door verkeersongelukken. Dat zijn er zo’n 23.000 per week. Ter vergelijk: in Nederland komen zo’n twaalf mensen per week om in het verkeer.

Als we op een zekere leeftijd komen en terugkijken op ons leven, onze carrière en onze relaties, dan zullen we, naarmate de tijd verstrijkt, daar steeds meer logica aan verbinden. Het zal steeds meer lijken alsof we daar bewust voor hebben gekozen, dat we er op iedere stap in het proces bij waren en er een significante invloed op uitoefenden. Zo verkopen we onszelf ook bij het solliciteren: de reden dat we daar zitten is een logisch gevolg van alle voorgaande stappen die we zelf hebben geïnitieerd. Het pakte niet altijd even goed uit, maar daar waren hele goede redenen voor die uiteraard buiten onszelf lagen. Maar wanneer het erop aankwam, kozen we op het juiste moment zélf voor een nieuwe koers in onze carrière, kozen we onze levenspartner helemaal zelf en waren alle daaraan verbonden vervolgkeuzes – auto, huis, kinderen, flatscreen tv, neushaartrimmer – het resultaat van weloverwogen beslissingscirkels, besluitbogen en keuzegeneuzel.

Toch realiseren we ons maar zelden dat we op elk moment aangereden kunnen worden door een voertuig of een levensbedreigende ziekte kunnen krijgen. Dat we de hele tijd willekeurige beslissingen nemen, zoals blijven staan (terwijl het achteraf gezien beter was geweest om een stap opzij te doen) of een stap opzij doen (terwijl het beter was geweest om te blijven staan). Of dat we besluiten om een vliegtuig later te nemen (of een trein eerder) waarna je oorspronkelijk vlucht neerstort (of je trein wordt gekaapt). We stappen dapper door het leven en met een beetje geluk krijgen we géén ongelukken, worden we niet gedwongen om ons tempo aan te passen en rijgt alles zich aaneen zonder al te veel levensbedreigende incidenten. Maar al die tijd, de hele tijd, kan het initiatief je ieder moment door chaos en toeval worden afgenomen.

Jouw levenspad

Is jouw carrière, jouw levenspad helemaal aan jezelf te danken, of was je eerste baan wellicht op je pad gekomen omdat iemand anders je erop wees? Is je onderneming succesvol en winstgevend omdat jij de zaakjes zo goed hebt geregeld, of omdat de economie meezat en iederéén het hartstikke goed deed? Heb je je levenspartner helemaal zélf uitgekozen, of is die eerste ontmoeting tot stand gekomen doordat beide afzonderlijke vriendengroepen door willekeurige omstandigheden willekeurige beslissingen namen over de volgende kroeg in de kroegentocht?

Het is beslist de moeite waard om op deze manier je zonden eens te overdenken. Als je heel eerlijk bent en als je het onlogisch-emotionele deel van je brein geen kans geeft om zich ermee te bemoeien, dan zul je erachter komen dat je blij mag zijn dat je relatief ongeschonden op dit punt in de tijd bent aangeland. En het zou geen kwaad kunnen even heel dankbaar te zijn dat chaos, toeval, pech en ongeluk je niet te grazen hebben genomen. Dat je je beseft dat er genoeg zaken zijn die je actief kunt sturen, maar dat de meeste ervan uiteindelijk worden bepaald door het toevallig uitblijven van levensbedreigende misère. Je gezondheid is geen uitgangspunt; het kan zo van je worden afgenomen. Je lijf en leden zijn niet beschermd tegen invloeden van buitenaf; je hebt zo je enkel verzwikt of je been gebroken. Jouw levenslijn navigeert niet om obstakels heen; het schiet er toevallig tussendoor. Als je geluk hebt.

Shit happens. Dus als je dan onverhoeds uit je fijne leventje wordt getrokken door chaos en toeval, dan heb je alsnog een kans om te laten zien uit welk hout je bent gesneden. Want we worden in het leven niet zozeer gedefinieerd door de routinematige manier waarop we haar pad bewandelen – geboorte, kindertijd, school, studie, werk, carrière, hobby’s, partner, gezin, familie, vrienden, pensioen, overlijden – maar veel meer door de manier waarop we met tegenslag omgaan.

Chaos, toeval en ongeluk kunnen natuurlijk ook leiden tot heel mooie dingen, want ook al bots je ergens tegenaan of verlies je iets of iemand, voor je het weet zorgt die gebeurtenis voor een nieuwe ingeving of een vers inzicht, voor een verandering van koers (of partner) of voor een hele nieuwe reeks van gebeurtenissen die je met geen mogelijkheid had kunnen voorzien. Of dwingt het je, door je nieuwverworven inzicht, je zegeningen te tellen. Uiteindelijk komt het erop neer, om dat levenscliché gewoon maar weer eens aan te halen, dat je maar beter zoveel mogelijk kunt genieten van het moment. Tik iedere dag zonder akelige gebeurtenissen af als ‘meegenomen’ en vergeet vooral niet je zegeningen te tellen (en je dierbaren te complimenteren). Cliché wellicht, maar clichés zijn er voor een reden’.

Dhr. Luis: ‘Wat voor reden dan?’

Prof. Pels: ‘Een cliché is een veelgebruikte uitdrukking die door het eindeloos herhalen zijn kracht heeft verloren. Maar dat betekent niet dat ze geen kern van waarheid kunnen bevatten. En dan hebben we ook nog eens de neiging om clichés inhoudelijk te veroordelen. ‘Carpe diem’ (‘Pluk de dag’) is zo’n voorbeeld van een platgetreden cliché. Maar dóe het maar eens’.

Dhr. Luis: ‘Voor wat betreft je verhaal over die chaos en zo: ik geloof niet zozeer in toeval, ik geloof dat er meer is tussen hemel en aarde. Dingen gebeuren om een reden. Wat je overkomt kan heel goed onderdeel zijn van een uitgestippeld pad, van een dieper doel dan we direct kunnen waarnemen. Iets met universele energie en kosmische vibraties en zo’.

Prof. Pels: ‘Er is te veel dat ik daarover kan zeggen en er zijn te veel vragen die ik je alleen al over dát onderwerp kan stellen. Hoe dan ook: als de chaos je niet te grazen neemt, blijft er nog altijd je eigen gedrag over. Alle gedrag heeft consequenties en gedrag komt in alle soorten en maten, afhankelijk van hoe je DNA en je leefomgeving je hebben gevormd. Laten we maar eens gaan kijken wat dat met doelmatigheid te maken heeft’.

Dhr. Luis: ‘Volgende hoofdstuk?’

Prof. Pels: ‘Jazeker’.