De hoogvolwassen organisatie

De tien eigenschappen van de hoogvolwassen organisatie omschrijven een “semi-utopie”, een samenwerkingsverband waar nog meer dan voldoende valt te verbeteren om niet in een bore-out te vervallen en waar meer dan genoeg inzicht, uitzicht en overzicht heerst om een burn-out te voorkomen.

Aldus: de sociale groepsprimaten en jagers-verzamelaars van een mensgericht, hoogvolwassen samenwerkingsverband:
1- Zijn het onderling in grote mate eens over wie ze zijn, waar ze staan en wat ze willen en hebben hetzelfde gevoel van richting, doel en urgentie.
2 – Ze geven de soft skills voorrang boven de hard skills (ecologie gaat voor economie), ook als dit ten koste gaat van groei, omzet en resultaat (de mens gaat vóór de methode en de machine).
3 – Ze geven elkaar volcontinue 360-gradenfeedback, doen aan horizontale en verticale jobrotatie en passen roterend leiderschap toe.
4 – Ze hebben een diep personeelsinzicht en een daaraan gerelateerd opleidingsprogramma, gebaseerd op wetenschappelijke kennis van mens, groep en gedrag en passen dit dagelijks toe.
5 – Ze hebben een hoog-creatieve discipline als het gaat om de overlegstructuur in – en het dagelijks gebruik van – hedendaagse technologie (smartphone, laptop, tablet, pc, software, hardware, intranet, internet).
6 – Ze besteden tot wel twintig procent van hun tijd aan solveratief (oplossingsgericht), innovatief en adaptief vermogen op strategisch, tactisch en operationeel niveau.
7 – Ze vermijden alle vormen van chronische overbelasting door overwerk en bieden volcontinue weerstand aan sleur, routine en gewoonte.
8 – Ze vullen in goede tijden de graanschuren om de slechte tijden op te vangen en om het minimaal een jaar te kunnen uithouden zonder inkomen. Zo beschermen ze het personeel tegen de willekeur van de conjunctuur.
9 – Ze geven geen aandelen uit, werken niet met bonussen en koppelen de hoogtes van de beloning van het management aan die van de medewerkers.
10 – Ze baseren de levering van producten en diensten primair op de bescherming van flora, fauna, milieu en klimaat en op de bevordering van een duurzame, circulaire, schone en groene economie.

Toets deze gedragseigenschappen eens aan je eigen werkomgeving? Hoe bevalt dat? Als je ze zou moeten afvinken, hoever kom je dan? Het kan een hele interessante exercitie zijn om ze alle tien aan je collega’s voor te lezen en de reacties eens te peilen. Let dan vooral op de non-verbale signalen die mensen afgeven en met welke argumenten de eigenschappen worden veroordeeld of afgewezen (en hoelang de discussie duurt).